Wat kost studeren (en hoe wordt het betaald)?

Collegegeld, studieboeken, laptop, vervoer, kamerhuur: studeren kan behoorlijk veel geld kosten. Wat geeft de gemiddelde student eigenlijk uit? Wie betaalt al die kosten? En heeft de komst van het leenstelsel studeren onbetaalbaar gemaakt?
Wat kost studeren?
Studeren brengt voor alle studenten kosten met zich mee, of ze nu op kamers gaan of thuis blijven wonen. Per opleiding kunnen de kosten verschillen. Dat hangt bijvoorbeeld af van (buitenlandse) stages, practica of dure studiematerialen. Elke student betaalt in ieder geval verplicht collegegeld. Als je aan een hogeschool of universiteit studeert, betaal je een bedrag van ruim 2000 euro.
"De prijzen voor een studentenkamer zijn zover opgedreven dat het voor velen onbetaalbaar is."
Maar het collegegeld is pas het begin. Uit onderzoek van het Nibud blijkt dat je als student gemiddeld ruim 1000 euro per maand kwijt bent. Zo moet je vanaf achttien jaar een eigen zorgverzekering afsluiten (115 euro), studieboeken aanschaffen (49 euro), betaal je voor een telefoonabonnement (19 euro), maak je vervoerskosten naast je ov-kaart (72 euro) en wil je natuurlijk ook nog uitgaan en sporten (124 euro) en kleding en schoenen kopen (53 euro). Als je op kamers gaat, komen daar bovendien nog kosten bij voor kamerhuur (426 euro) en levensonderhoud (173). Daarmee kom je op gemiddeld 1031 euro per maand uit. Een flink bedrag dus.

Wie betaalt al die kosten?
Ongeveer driekwart van de studenten heeft een bijbaantje. Vaak werken ze in de supermarkt, winkel of horeca. Daarmee verdienen ze gemiddeld zo’n 508 euro per maand. Maar het totale bedrag van je studie verdien je niet zomaar even met een studentenbaantje bij elkaar. Bovendien kan te veel werken ook tot stress en studievertraging leiden.
Hoe betalen studenten hun studie? En is studeren goed te combineren met een bijbaantje?
De overheid gaat er ook vanuit dat ouders meebetalen. En in veel gevallen gebeurt dat ook. Ouders die kunnen bijdragen, geven gemiddeld 211 euro per maand. Maar lang niet alle ouders kunnen genoeg geld ophoesten, zeker niet als ze meerdere studerende kinderen hebben.
Om toch iedereen gelijke kansen te geven hoger onderwijs te volgen is daarom al lang geleden besloten dat studenten financiële ondersteuning van de overheid moeten krijgen als zij dat nodig hebben. Studenten betalen dan ook het grootste gedeelte van hun studie met de studiefinanciering van de overheid.

Welke rol speelt de overheid in de bekostiging?
Tot 2014 is er een basisbeurs: als student leen je geld van de overheid. Als je binnen tien jaar afstudeert, wordt deze lening omgezet naar een gift. Maar in 2015 komt er een nieuw systeem, het leenstelsel. Je krijgt geen geld meer van de overheid, maar je kunt het wel lenen. Het terugbetalen kan je uitspreiden over een periode van 35 jaar. Het leenstelsel leidt tot kritiek en protesten. De angst van veel onderwijsinstellingen en politieke partijen is dat studeren door het leenstelsel minder betaalbaar wordt.

Uit een eerste onderzoek blijkt dat er niet minder scholieren zijn gaan studeren. Bovendien lenen studenten meer geld dan ze door het verdwijnen van de basisbeurs zijn kwijtgeraakt. Hoe dat komt is onduidelijk. Het kan zo zijn dat ze meer geld nodig hebben, maar het zou ook kunnen dat lenen normaler is geworden.
Studenten gaan dan misschien niet minder snel studeren, maar het leenstelsel heeft wel impact op andere zaken. Zo zijn studenten meer op hun ouders aangewezen voor financiën. Kinderen van ouders die niet (veel) kunnen bijdragen beginnen volgens het Nibud met een achterstand, omdat ze (meer) moeten lenen. Ongeveer de helft van de studenten heeft een lening.
Ook heeft een lenende student meer last van prestatiedruk en stress, blijkt uit onderzoek. Ze zijn vaker moe, maken zich meer zorgen over de gevolgen van hun studieschuld en voelen zich sneller emotioneel uitgeput dan studenten die geen geld lenen.
"Ik denk dat het ontzettend erg is dat we jonge mensen in Nederland met een enorme schuld opzadelen en daarmee op een enorme achterstand zetten om te beginnen aan de rest van hun leven."
Bovendien gaan studenten minder snel op kamers. Van de startende studenten gaat in collegejaar 2014/15 een kleine dertig procent op kamers wonen. Een jaar later is dat maar dertien procent. Uit een enquête onder 45.000 studenten blijkt dat bijna de helft van de studenten die nog thuis woont, zegt hiervoor te kiezen omdat ze niet langer een basisbeurs krijgen. Ook in de jaren daarna blijft het aantal dalen.
Studeren is door het leenstelsel dus een serieuzere zaak geworden en de schulden lopen al snel op. Nu er geld geleend moet worden, zullen studenten in het algemeen toch zo snel mogelijk willen afstuderen. En blijft er steeds minder tijd over voor andere activiteiten naast de studie.
In het kort
Studenten geven gemiddeld zo’n 1000 euro per maand uit. Daarbij komt nog het collegegeld, bij hoger onderwijs een bedrag van ruim 2000 euro.
Veel studenten hebben een bijbaantje en ouders dragen ook vaak wat bij, maar de studiefinanciering van de overheid is de belangrijkste inkomstenbron.
Vanaf 2015 krijgen studenten geen geld meer van de overheid, maar kunnen ze lenen. Dit zorgt voor een flinke studieschuld en heeft van studeren een serieuzere zaak gemaakt.