Hoe duur wordt de vis betaald? De mazen in het Nederlandse visnet
Hoe duur wordt de vis betaald? De mazen in het Nederlandse visnet
Laatste update: 26-04-2024
Waar bloeiende vissersdorpen langs de kust Nederland in het verleden kenmerken, herinneren op veel plekken nu alleen nog de oude vissershuisjes en havens aan die tijd. De Nederlandse visserij is de afgelopen decennia flink geslonken. Wat heeft deze verandering veroorzaakt en welke offers hebben de Nederlandse vissers gebracht om de visserij in stand te houden?
Programma: Andere Tijden (NTR)
Hoe is Nederland een vissersland geworden?
In de Lage Landen, omringd door water, vormt de voorraad in de zee al eeuwenlang een belangrijke voedselbron voor de altijd maar toenemende bevolking. Maar naast broodnodig is vissen ook winstgevend.
In de veertiende eeuw wordt het haring kaken uitgevonden. De Nederlander Willem Beukelszoon introduceert het concept, wat het goedhouden van vis voor langere afstanden mogelijk maakt. Naast deze ontwikkeling, vindt in de middeleeuwen een verplaatsing van de haringpopulatie plaats van de Oostzee naar de Noordzee.
Zo gebeurt het dat het monopolie op de haringvangst bij de Lage Landen komt te liggen. Het is de combinatie van veel vis in de zee en de mogelijkheid om de vis zo lang goed te houden, die de visserij voor de Lage Landen zo winstgevend maakt.
De eeuw van de visserij
De forse winst die vissers maken, draagt bij aan de Gouden Eeuw in de Lage Landen. De haringvisserij brengt met name veel geld op en staat daarom bekend als de ‘Grote Visserij’. Daar tegenover staat de ‘Kleine Visserij’: het vissen op andere vissoorten, zoals walvissen.
Maar in de zeventiende eeuw loopt de haringpopulatie terug en zetten de Nederlandse vissers in op het vangen van andere soorten vis, zoals schol - wat dan bekend staat als de vis van ‘de gewone mensen’ - en kabeljauw. Deze vissoorten zijn een succes op de West-Europese markten. De Nederlandse vis wordt tot diep in de Duitse gebieden geëxporteerd en is zelfs op de markten in Londen te vinden.
De op- en neergang van de Nederlandse visserij
Na de Gouden Eeuw ontwikkelen de Nederlandse visserijen zich niet zo vlot als in de omliggende landen. In 1752 – en opnieuw in 1814 na de Napoleontische oorlogen – wordt een wet aangenomen die het monopolie op haring kaken geeft aan vijf steden: Rotterdam, Schiedam, Brielle, Delft en Enkhuizen.
Het monopolie op haring kaken werkt als een rem op vernieuwing. Waar omliggende landen vernieuwingen toepassen in hun materiaal en vistechniek, houden Nederlandse vissers vast aan hun haringbuizen en bomschuiten. Dit alles heeft een dalende visvangst en opbrengst als gevolg. De Nederlandse visserij is niet langer een winstgevende zaak, maar het leven als visser verandert in een armoedig en hard bestaan.
Visserijwet
In 1857 stelt de Nederlandse overheid het College van Zeevisscherijen als adviesorgaan aan. Hun advies luidt: vernieuwingen zijn noodzakelijk om de Nederlandse visserij nieuw leven in te blazen. Met de invoering van een nieuwe visserijwet in datzelfde jaar komt er een einde aan alle overheidssubsidies, beperkende bepalingen en het monopolie op haring kaken. Investeren in de Nederlandse visserij wordt hierdoor weer interessant.
Het is de reder Adrien Eugène Maas die het voortouw neemt. Volgens Maas moeten Nederlandse vissers meer over de grens kijken, om te zien dat investeren in vernieuwingen voor hun vissersbedrijven loont. Hij brengt op meerdere Wereldtentoonstellingen de visserssector weer onder de aandacht, wat een stimulans vormt voor de Nederlandse vissers om innovaties door te voeren. Moderniseringen als stoomtrawlers, de stoomspil en lichtere netten worden doorgevoerd.
De moderniseringen zorgen voor een flinke toename van de visvangst en doet de Nederlandse visserij als sector weer opbloeien. De Nederlandse vissersvloot bestaat eind negentiende eeuw uit ongeveer achthonderd vissersschepen en vissersdorpen als Vlaardingen, Scheveningen en Katwijk floreren.
Hoe overleeft de Nederlandse visserij de wereldoorlogen?
In 1908 worden bij de Zeerechtconferentie in Londen afspraken gemaakt over de veiligheid en vrijheid van schepen van neutrale landen in tijden van oorlog. Een van de afspraken houdt in dat de schepen van neutrale landen door de oorlogvoerende landen met rust gelaten moeten worden.
Hoewel Nederland in de Eerste Wereldoorlog neutraal is, krijgen de Nederlandse vissersschepen alsnog met de oorlogvoering te maken. De handelsrelaties met zowel Groot-Brittannië als Duitsland, zorgen voor de nodige problemen.
Handelsblokkades of daadwerkelijke beschietingen, vormen de risico’s waar Nederlandse vissers in de periode 1914-1918 mee te maken krijgen. Meerdere keren worden er Nederlandse schepen tot zinken gebracht, om te voorkomen dat de goederen naar Groot-Brittannië ofwel naar Duitsland worden verscheept.
Net ophalen, uitzoeken, schoonspuiten, strippen, halfuurtje rusten, net ophalen, uitzoeken, schoonspuiten, strippen, om de beurt wachtlopen, net ophalen...
Gerard Westerloo
Meer vissen door de oorlog
Na de Eerste Wereldoorlog is het beroep van visser allesbehalve rooskleurig. Het werk is zwaar en het inkomen van de visser is volkomen afhankelijk van de visvangst na een paar weken op zee.
Met de komst van de Tweede Wereldoorlog besluiten veel vissers aan wal te blijven. Zeemijnen en beschietingen door Duitse onderzeeërs maken dat het voor Nederlandse zeelieden en vissers niet veilig is op zee.
Doordat er in de Tweede Wereldoorlog een jarenlange stop is in de Nederlandse visserij, blijkt het aantal vissen in de zee flink toe te nemen. Dit zorgt in de naoorlogse periode voor een flinke bloeitijd in de visserssector.
De laatste walvisvaarders
Na de bevrijding ligt Nederland in puin en is er aan veel zaken een groot tekort. Vooral olie en vetten zijn schaars en voor de productie van margarine en zeep zijn die grondstoffen essentieel. Voor de oorlog komen de olie en vetten uit het buitenland, maar dat is na de bevrijding nog niet mogelijk door de nog verwoeste infrastructuur in Europa.
Er is dus eigenlijk maar één oplossing: Nederland moet zelf het vet gaan halen, zelfs al moet men daarvoor naar de Zuidpool. Op 26 oktober 1946 staan de kades in de Amsterdamse haven afgeladen met belangstellenden om de Willem Barendsz een laatste groet te brengen. Het is het begin van een expeditie, waarmee ‘een oud Nederlands bedrijf’ weer wordt opgepakt: de walvisjacht.
De orders uit Nederland zijn duidelijk: er moeten zoveel mogelijk walvissen worden geschoten. Zeker als de vangst na een maand minder groot is dan verwacht, wordt iedereen aan boord ingezet om te helpen met het verwerken van de walvissen. Alsnog kan de eerste reis uiteindelijk financieel gezien een succes worden genoemd. De regering beschikt bovendien weer over een voorraad levertraan.
Zo kan de Willem Barendsz in de jaren die volgen steeds weer opnieuw uitvaren om de bevolking van traan te voorzien. Maar de walvissenjacht blijkt een aflopende zaak. Door een afnemende walvisstand worden steeds lagere quota afgekondigd en uiteindelijk verkoopt de Nederlandsche Maatschappij voor de Walvischvaart de Nederlandse quota aan Japan. Hiermee komt de walvisvaart in 1964 in Nederland definitief ten einde.
Hoe de Afsluitdijk en Europa de visserij belemmeren
Door de succesvolle visvangst hebben zich door de eeuwen heen allerlei vissersdorpen langs de Nederlandse kust ontwikkelt. In dorpen als Katwijk, Volendam, Urk en Elburg staat het gehele dorpsleven in teken van de visserij.
Maar voor de vissersdorpen brengt de twintigste veel verandering met zich mee. De Nederlandse visserij en daarmee ook de zo kenmerkende vissersdorpen gaan daarmee een onzekere toekomst tegemoet.
De Afsluitdijk
Het begint bij de watersnood van 1916, waarna de Nederlandse overheid besluit om gebruik te maken van een idee dat al op de plank ligt: de bouw van de Afsluitdijk om de Zuiderzee af te sluiten. Dit heeft voor de natuurlijke omgeving in en rondom het water directe gevolgen. Langzamerhand verandert het zoute zeewater in brak en later zoet water, waardoor veel vissoorten verdwijnen.
In de Zuiderzee zwemmen haring, spiering, ansjovis, bot en garnalen, maar dit verdwijnt allemaal door de komst van de Afsluitdijk. Alleen de paling blijft nog over. Voor de vissersdorpen rondom de voormalige Zuiderzee komt hiermee een einde aan het vissen: de bewoners moeten op zoek naar nieuwe inkomstenbronnen.
Lammert Jansen uit het vissersdorp Elburg kan zich nog goed herinneren hoeveel impact dit had op zijn vader en andere vissers: “Veel mensen uit Elburg gingen naar de Zaan, om te werken in de fabrieken. Mijn vader heeft dat geprobeerd in de mijnen in het zuiden, maar dat beviel hem als visser niet.” Het is voor veel vissers moeilijk om het zware, maar vrije bestaan los te laten.
Voor de vissersdorpen die niet beïnvloed zijn door de aanleg van de Afsluitdijk, verschijnen in de jaren zeventig andersoortige problemen aan de horizon. Stijgende olieprijzen zorgen ervoor dat sommige vissers hun schip aan wal moeten leggen. Daarnaast dreigen een aantal vissoorten, zoals de haring en de tong, uit te sterven.
Europese maatregelen: een visquotum
Onder druk van milieubewegingen en biologen wordt in de jaren zeventig een Europees verdrag opgesteld om het leegvissen tegen te gaan en de visserij in goede banen te leiden. In dit gemeenschappelijk visserijbeleid zijn de uitgangspunten: vangstbeperking en vrije toegang op gemeenschappelijke wateren voor alle vissers afkomstig uit lidstaten van de Europese Economische Gemeenschap.
De invoering van de visquota stuit op fel verzet bij de Nederlandse vissers. Niet langer kunnen zij onbeperkt uit de zee vissen, zij moeten zich vanaf de jaren zeventig houden aan de quota die per vissoort vastgelegd wordt. “Hoe kan je een visser nu verbieden om zoveel mogelijk te vissen, dat zit in zijn aard”, zegt een oud-visser in gesprek met Andere Tijden.
Tussen de mazen van het net
Maar de controle op de nieuwe Europese regels loopt nog niet zo’n vaart. De Europese wetgeving is nog niet volledig dichtgetimmerd, bovendien knijpen controleurs van de algemene inspectiedienst nog wel eens een oogje toe.
Zo kan het gebeuren dat vissers de extra gevangen vis ’s nachts stiekem overladen in bijvoorbeeld meubelwagens, om de extra visvangst door te verkopen. Ook wijken vissers uit naar andere havens, geven ze andere vis op bij de controle van de Algemene Inspectiedienst (AID) of bouwen ze dubbele wanden in het ruim waar ze hun vangst verstoppen.
Hoe kan je een visser nu verbieden om zoveel mogelijk te vissen, dat zit in zijn aard.
Het grijze viscircuit wat hieruit voortkomt, wordt in Urk ook wel “het geheim van Urk” genoemd. Het is een uitgedacht systeem om het visquotum te kunnen ontduiken. Maar op het moment dat de controles in 1983 worden opgevoerd, leidt dit soms tot heftige confrontaties. Soms moet de ME de AID zelfs te hulp schieten om de vissers in toom te houden?.
Bussen vol vissers
Vissers voelen in de jaren zeventig en tachtig zich steeds vaker neergezet als criminelen. De rechtbank in Zwolle heeft het ondertussen maar druk met de vissers. Elke week rijdt er weer een busje vol vissers naar de rechtbank en vertrekken de mannen met een boete op zak.
Maar met het opvoeren van de controles door de AID worden ook de straffen steeds hoger. Als er steeds meer vissers worden opgepakt voor het ontduiken van de vangstbeperking, wordt duidelijk dat het zo niet langer door kan gaan. Onder vissers ontstaat langzamerhand een verandering van perspectief. De strijd tegen de visquota kost de vissers te veel energie en geld, dus leggen ze zich er vanaf eind jaren tachtig bij neer.
Als middenweg worden de Biesheuvelgroepen opgericht. Eén Biesheuvelgroep bestaat uit ongeveer veertig vissersschepen. Elk schip staat zijn deel van de visquota af aan de groep. Als een visser te veel vangt, kan hij dit ondervangen door een quotum van een ander groepslid te huren. Op deze manier kan de vangstbeperking voor vissers enigszins verruimd worden.
Zit er nog toekomst in de Nederlandse zeevisserij?
Overbevissing blijft een terugkerend probleem, bovendien levert de visvangst voor veel Nederlandse vissers niet genoeg op om rond te komen. Steeds meer vissers houden het voor gezien, waardoor vissersbedrijven vervolgens met een tekort aan vissers blijven zitten.
Naast het probleem van overbevissing, krijgen vissers ook te maken met de vraag in hoeverre vissen en de daarbij gebruikte technieken goed of slecht zijn voor het milieu. In deze context is ook het pulsvissen de afgelopen jaren in opspraak gekomen.
De pulstechniek houdt in dat vissers gebruik maken van kleine elektrische schokken om zo de vissen op te schrikken. Vissers zijn ervan overtuigd dat de techniek juist milieuvriendelijk en efficiënt is. De Europese Unie stelt het tegenovergestelde en verbiedt het vanaf januari 2019. Nederland besluit enkele maanden later naar het Europese hof te gaan om dit besluit aan te vechten, maar zonder succes.
Het door de Europese Unie opgelegde totaalverbod op pulsvisserij is de zoveelste tegenslag voor de Nederlandse visserij. Veel van de pulsvissers hebben geïnvesteerd in nieuwe technologie en voor hen is het verbod een financiële strop. Voor de Nederlandse visserij in het algemeen geeft het ook grote problemen, het verliest een vissersvloot van zo’n tachtig schepen met pulstechniek.
De Brexit voegt nieuwe zorgen toe over de toekomst. Nederlandse vissers vrezen dat het mogelijk als gevolg zal hebben dat zij niet langer op Britse wateren mogen vissen. Dit heeft potentieel grote nadelige gevolgen voor de Nederlandse visvangst en maakt de toekomst onzeker. Blijven we zo duur betalen voor de Nederlandse vis?
In het kort
Door de uitvinding van haringkaken en de aanwezigheid van een grote populatie haringen in de Noordzee, wordt visserij in de middeleeuwen voor de Lage Landen erg winstgevend.
Na de Gouden Eeuw is er sprake van een neergang in de Nederlandse visserij, doordat de visserijwetten van 1752 en 1814 een rem vormen op de modernisering binnen de sector. De wet van 1857 maakt hier een einde aan en langzaamaan investeren Nederlandse vissers weer in innovaties.
Vissen is tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog levensgevaarlijk vanwege zeemijnen en beschietingen door oorlogvoerende partijen. In de Tweede Wereldoorlog leggen dan ook veel vissers hun schip aan wal.
Na de oorlog een tekort aan levensmiddelen, maar wel genoeg vis in de zee. De walvisjacht wordt weer opgepakt om de Nederlandse voorraad vet weer aan te vullen.
Veel vissersdorpen kenmerken het Nederlandse landschap, maar deze dorpen krijgen in de twintigste eeuw te maken met veranderingen, zoals de bouw van de Afsluitdijk, die het voortbestaan van het vissersleven bedreigen.
Milieudiscussie over overbevissing komt in de jaren zeventig op en leidt tot een visquotum. Vissers kunnen niet langer onbeperkt vissen en komen in opstand. De toekomst van de Nederlandse visserij is onzeker door de blijvende discussie over de milieuvriendelijkheid van de visserij.
En je weet het!
Anderen het laten weten?