Jazz, werkstudenten en racisme: de Surinaamse migratie naar Nederland
Jazz, werkstudenten en racisme: de Surinaamse migratie naar Nederland
Laatste update: 11-01-2023
In het begin van de twintigste eeuw verlaat slechts een klein groepje migranten Suriname. Maar wanneer Suriname onafhankelijk wordt vertrekt ruim een kwart van de inwoners naar Nederland. Ze ontvluchten de economische malaise, de corruptie, de etnische verdeeldheid en de politieke uitzichtloosheid. Hoe was hun ontvangst in het koele Nederland?
Programma: Andere Tijden (NTR)
Hoe werden de allereerste Surinaamse migranten ontvangen?
Het is januari 1928. In Paramaribo gaan drie verstekelingen aan boord van de oceaanstomer Cottica. Al na enkele dagen worden ze gevonden – en de rest van de reis schrobben ze het dek. Maar al snel na aankomst vinden Frits Blijd, Frans Vroom en Lodewijk Arthur Parisius werk in de nachtclubs van Amsterdam onder de artiestennamen ‘Jimmy Blue’, ‘Teddy Cotton’ en ‘Kid Dynamite’.
De mannen kunnen aan de slag, niet ondanks maar dankzij hun afkomst en huidskleur. Hoe donkerder, hoe beter de jazzartiesten in staat worden geacht een authentiek ‘negergeluid’ te vertolken. Hun zwarte uiterlijk wordt aantrekkelijk gevonden, maar ook gevaarlijk.
De Amsterdamse burgemeester trekt al snel de vergunning in van gelegenheden als The Negro Palace en de The Negro Kit Cat Club, vanwege de zedelijke verwildering die er gaande zou zijn.
“Het optreden van de bandleider vooral, verplaatst de bezoeker in Artis. In dat dierenparadijs kan men de fratsen van de apen nog waarderen, in The Negro Kit Cat Club is het optreden dezer ‘mens-apen’ walgelijk om aan te zien.” Gelukkig deelt niet iedereen deze mening van de hoofdcommissaris van Amsterdam. De muziek van de Surinamers blijft onverminderd populair, en zij zijn zelfs de enigen die tot 1943 jazz mogen blijven spelen tijdens de bezetting – de Duitse soldaten houden wel van muziek.
Saxofonist Parisius, alias Kid Dynamite, is een groot muzikaal talent. Aan het einde van de oorlog studeert hij aan het conservatorium en in de jaren van wederopbouw zal hij op het podium van de legendarische club Casablanca steeds meer West-Indische invloeden toevoegen aan zijn spel – en wordt zo een pionier in de wereldmuziek.
Surinaamse werkstudenten
In de jaren dertig is de migratie uit Suriname nog beperkt. Naast de enkele tientallen artiesten die hier naam maken, zijn het vooral zonen van de elite die vanaf het einde van de negentiende eeuw in Nederland komen studeren. In Paramaribo is een bovenlaag ontstaan van veelal vrijgelaten creolen met kinderen van witte meesters en hun nakomelingen. Wie in deze stedelijke hiërarchie wil stijgen moet een opleiding volgen en dat kan alleen in Nederland.
Na enige aarzeling – Suriname is er aan het eind van de oorlog een stuk beter aan toe dan Nederland, maar de werkloosheid is er hoog – gaat deze migratie eind jaren veertig weer verder. Wilhelmina heeft in 1942 aangekondigd “dat de rijksdelen eens de eigen aangelegenheden zouden mogen behartigen in zelfstandigheid”. Mocht het ooit zover komen, dan zijn er mensen nodig die het land kunnen besturen.
Kritiek op werving arbeiders uit Suriname
Gaandeweg sluiten studenten uit de middenklasse zich aan. Zij krijgen vanaf 1948 een koloniale beurs, of werken naast hun studie. Bovendien is er in Nederland een tekort aan arbeidskrachten in bepaalde sectoren. In 1954 starten enkele bedrijven – NDSM, Verolme en het Arnhemse AKU – een wervingsactie in Suriname. Nu kan ook de gewone man zich inschepen naar het kille moederland overzee.
Zusters uit Suriname
En niet alleen mannen vertrekken. Het is 25 februari 1957. Op de kade in Paramaribo staan de ouders van Irene Huisden om haar uit te zwaaien. Maar geen tranen: Irene heeft zin in het avontuur. Er is een groot tekort aan verpleegkundigen in Nederland. Rechtstreeks of via advertenties in bijvoorbeeld Margriet en Libelle zoeken ziekenhuizen in Suriname vrouwen die in Nederland willen leren en werken.
“Wat ga je daar doen bij die gekke Hollanders,” had de docent van de kweekschool in Suriname haar gevraagd. Irene is op weg naar het psychiatrisch ziekenhuis Maasland in Rotterdam, dat een groep van vijftien zusters uit Suriname laat overkomen. Na aankomst kopen ze met zijn allen een warme jas. Die eerste kou is alle verpleegsters bijgebleven. Net als het afgrijzen dat bijna niemand een douche heeft.
En het vre-se-lij-ke eten natuurlijk. Doorgekookt, bloemig, ongekruid. Uit armoede koopt Irene soms een varkensstaart. En een keer een kip. Die houdt ze eerst een paar dagen op haar kamer voordat ze hem slacht – van de veren maakt ze een kussentje waar ze nog steeds op slaapt. Ze kookt hem met rijst en een gestolen kool uit de moestuin. Dat kippen slachten op haar kamer vindt de directie geen goed idee. Maar het eten ruikt zo lekker dat ze nog een keer voor iedereen mag koken in de keuken.
Irene werkt in verschillende ziekenhuizen. Net als de meeste verpleegsters uit Suriname voelt ze zich gewaardeerd en heeft ze goed contact met haar collega’s. De meesten maken tot hun trouwen en zelfs daarna een goede carrière in de zorg.
Zusters uit Suriname
Voetballen met een ijsmuts en wollen handschoenen
Een halfjaar voor Irene, op 17 oktober 1956 vertrekt de Surinaamse voetballer Humphrey Mijnals. Mijnals, die zijn carrière begon op blote voeten, hoeft zich niet op de boot te verstoppen – al is hij wel veertien dagen zeeziek. Hij heeft 15.000 gulden op zak en een contract bij de Utrechtse club Elenwijk, waar hij samen met zijn broers Frank en Charley Marbach, Michel Kruin en Erwin Sparendam het ‘Klavertje vijf’ zal vormen.
Mijnals speelt zijn eerste wedstrijd in een lange onderbroek, met een ijsmuts op en warme wollen handschoenen aan, maar moet het veld voortijdig verlaten wegens door kou verkrampte spieren. Hij beleeft gouden momenten, maar krijgt op het veld ook te maken met racisme. “Vuile vieze zwarte, ga terug naar je land,” zal collega Abe Lenstra hem een keer toevoegen.
In 1960 wordt Mijnals als eerste buitenlander geselecteerd voor Oranje. En dan is het tijd voor de legendarische omhaal – een actie die een Nederlander meteen een hernia zou bezorgen, aldus Hans Kraaij. “Donkere Humphrey, de atleet, de voetballer en de acrobaat heeft met zijn soms weergaloze improvisaties de harten van het Nederlandse voetbalvolk veroverd,” jubelt de Volkskrant. Maar na drie keer wordt de Surinamer niet meer opgesteld, omdat hij de KNVB heeft beledigd. Toch wordt Mijnals in 1999 verkozen tot Surinaamse voetballer van de eeuw.
Overigens krijgt Oranje pas in 1979 met Simon Tahamata weer een gekleurde speler in het elftal. De Surinaamse voetballers die in de jaren tachtig legendarische status verwerven – Gullit, Rijkaard, Winter, Roy – zijn merendeels opgegroeid in Nederland als kinderen van de eerste migranten.
Numeriek stelt het aantal Surinaamse voetballers dat naar Nederland is geïmmigreerd dus misschien niet veel voor, maar als rolmodel en positief icoon voor de bevolkingsgroep zijn ze van onschatbare waarde geweest.
1000 Surinamers per dag
En dat is nodig. Want begin jaren zeventig start wat wel de exodus wordt genoemd. De migratie uit Suriname krijgt steeds meer het karakter van een vlucht. Voor de economische malaise, de corruptie, de etnische verdeeldheid, de politieke uitzichtloosheid. In 1970 vertrekken 7000 Surinamers naar Nederland, in 1971 al 10.000.
Het is juist de migratie die de Nederlandse regering aanzet haast te maken met de onafhankelijkheid van Suriname. Binnen de regels van het Koninkrijkstatuut van 1954 is het niet mogelijk een visumplicht op te leggen aan rijksgenoten. In 1974 verklaart president Arron plotsklaps dat Suriname de onafhankelijkheid voor het einde van 1975 zal aanvaarden.
Bij de onderhandelingen die volgen doet Nederland allerlei concessies om de scheiding toch vooral door te laten gaan, waaronder de mogelijkheid om te opteren voor een Nederlands paspoort tot 1980. En als Suriname na 1975 gebukt gaat onder politieke en economische problemen, wordt hiervan flink gebruik gemaakt.
En nu vertrekt er een doorsnee van de bevolking: jong, oud, hoger en lager opgeleid. En: uit alle etnische groepen. De Nederlandse regering heeft nooit een opvangbeleid gehad, en wordt totaal overvallen. In 1974 richt ze het Centraal Bureau Uitvoering Vestigingsbesluit Rijksgenoten op, dat rekent op de komst van honderd à tweehonderd Surinamers per week.
Maar in het najaar van 1975 arriveren er honderd à tweehonderd Surinamers per dag – op een maandag zelfs duizend. Surinamers zonder woonruimte kraken flats in de Bijlmer. In september laat het Amsterdamse gemeentebestuur aan de minister weten dat de spanning tussen Surinamers en Nederlanders groeit: “Agressie en angst in de Bijlmermeer nemen dagelijks toe.” En: “Op weg naar niets. Er komen nog steeds Surinamers naar ons land. Hoe zal dat allemaal goed komen?” luidt de aankondiging van een televisieprogramma.
Messentrekkers en dealers
Het is oktober 1967. Met haar dochter Palmira arriveert Hilly Axwijk op Schiphol, haar drie zoons volgen een jaar later. De gescheiden administratief medewerkster denkt dat haar kinderen zich in Nederland beter kunnen ontwikkelen. Net als veel landgenoten gaat ze wonen in de Amsterdamse Bijlmer. Ze krijgt een baan bij de gemeente, volgt een opleiding en wordt in 1976 maatschappelijk werkster. Afstudeerscriptie: De Surinaamse vrouw en haar ‘onvolledige gezin’.
De deur van Grubbehoeve 206 staat altijd open en Axwijk wordt ook politiek actief, voor de PvdA. Ze zet zich in voor de ongeveer 45.000 Surinaamse vrouwen in de Bijlmer. “Toen ik naar Nederland kwam werd er naar Surinamers gekeken zoals nu naar Marokkanen. We hadden echt een heel slechte naam. We waren messentrekkers, dealers,” herinnert haar zoon Humberto zich.
“In die omstandigheden moest mijn moeder ons opvoeden en ervoor zorgen dat we in onszelf bleven geloven. Dat was lastig, maar ze deed het met zoveel overtuiging dat het lukte. Mijn moeder heeft mij sterk gemaakt.”
Aandacht voor het slavernijverleden
En dan is het 2018. Sinds Frits Blijd, Frans Vroom en Lodewijk Arthur Parisius de loopplank afliepen is bijna een eeuw verstreken. Een eeuw waarin Suriname onafhankelijk werd maar veertig procent van zijn bevolking zag afreizen, omdat de politieke en economische omstandigheden in het land labiel bleven – en weer staat het op de rand van een faillissement.
De zoon van Hilly Axwijk is een van de meest succesvolle presentatoren op de Nederlandse televisie – en runt daarnaast nog verschillende winstgevende bedrijfjes. Wel moet hij zich laten beveiligen vanwege zijn uitspraken in de Zwarte Pieten-discussie. Ogenschijnlijk zijn de Surinamers goed geïntegreerd.
Vooral jongeren en leden van de tweede generatie migranten zijn bezorgd over hun kansen en het maatschappelijk klimaat in Nederland.
Sociaal Cultureel Planbureau
Zou hier sprake zijn van wat hoogleraar Caribische geschiedenis Gert Oostindie de “postkoloniale bonus” noemt? Wellicht hadden beleidsmakers het koloniale leed te compenseren: jullie zijn hier omdat wij daar waren. Bovendien spreken Surinamers de taal, zijn ze bekend met de Nederlandse cultuur en komen niet alleen de lager opgeleiden naar Nederland.
Kritiek op de multiculturele samenleving is inmiddels gericht op de islam. Afro-Surinamers zijn overwegend christelijk. De Surinaamse migranten die een hindoeïstische achtergrond hebben, richten zich vooral op werk, gezin, discipline en studie past bij de Nederlandse mores.
De Afro-Surinaamse gemeenschap heeft aandacht gevraagd en gekregen voor het slavernijverleden; het heeft haar identiteit voor een deel gevormd. Maar met de verharding van de standpunten rond Zwarte Piet wijst zij terecht op latent en inmiddels ook weer openlijk racisme in de Nederlandse samenleving.
Volgens een rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau uit februari 2017 voelen Surinaamse Nederlanders zich hier minder thuis, hoewel hun structurele positie relatief goed is. “Vooral jongeren en leden van de tweede generatie migranten zijn bezorgd over hun kansen en het maatschappelijk klimaat in Nederland.”
Want ook dat zei Hilly Axwijk tegen haar zoon Humberto Tan: “Wanneer ze ons wegsturen, zetten ze jou en mij op de boot. Dus je moet wel weten: je bent te gast hier!”
Feiten en cijfers
Het aantal mensen van Surinaamse afkomst in Nederland is altijd veel lager geweest dan het aantal migranten uit Nederlands-Indië. Maar in verhouding met de totale bevolking van Indonesië is slechts een klein deel naar Nederland verhuist, terwijl tegenwoordig veertig procent van de Surinamers in het ‘moederland’ woont.
Net na de Tweede Wereldoorlog waren er enkele duizenden Surinamers in Nederland. In 1970 waren dat er 40.000; in 1980 145.700, in 1990 219.000; in 2000 302.500, in 2010 342.000 en in 2017 350.000.
Er is een grote piek in de migratie (40.000 personen) rond de onafhankelijkheid in 1975. Een kleinere piek is te zien in 1979 en 1980, als Surinamers nog kunnen kiezen voor de Nederlandse nationaliteit, op voorwaarde dat zij in Nederland wonen. Bij Hindoestanen zijn deze pieken het hoogst.
Na 1980 zijn er verschillende momenten (de coup van Bouterse, de Decembermoorden, de burgeroorlog) waarop mensen om politieke redenen Suriname verlaten.
Onder veel Surinamers, vooral onder Creolen en Marrons, is sprake van pendelmigratie. Zij vestigen zich meerdere keren in Nederland.
De tweede generatie trouwt veel vaker dan haar ouders met iemand uit een andere etnische groep, vooral Nederlandse autochtonen. Alleen de Hindoestanen hebben nog vaak een partner uit de eigen groep.
Surinamers werken in diverse bedrijfstakken. Veel vrouwen werken in de gezondheids- en welzijnszorg, vooral Creolen en Marrons. Van de andere groepen zijn relatief veel vrouwen werkzaam in de zakelijke dienstverlening en de handel. Bij de mannen is de spreiding over diverse bedrijfstakken groter: Javaanse mannen werken vaker in de industrie, veel Chinezen in Nederland werken in de horeca.
Hindoestanen hebben relatief weinig gemengde relaties, Creolen en Marrons veel alleenstaande ouders, Chinese Surinamers veel hoogopgeleiden, relatief veel zelfstandigen en relatief hoge inkomsten, vooral uit arbeid. Javaanse Surinamers hebben relatief veel werknemers, en Chinese en Javaanse Surinamers kennen relatief weinig criminaliteit.
En je weet het!
Anderen het laten weten?