Welke rol speelde Nederland in de slavernij?
Welke rol speelde Nederland in de slavernij?
Laatste update: 20-06-2024
De slavernij behoort tot het wrange verleden van Nederland: zeshonderdduizend mannen, vrouwen en kinderen zijn als handelswaar van Afrika naar de nieuwe wereld verscheept, verkocht en onder dwang aan het werk gezet. Hoe begint dat geketende leven, en hoe komt het ten einde?
Redacteur: Niek van Lent
Hoe begint de Nederlandse slavernij?
Slavernij komt sinds mensenheugenis voor. De Egyptenaren hebben slaven, net als de Grieken en Romeinen. Maar de meeste mensen denken bij slavenhandel aan de 17e eeuw, de ‘Gouden Eeuw’. Nederland wordt een grote speler in de slavenhandel nadat de West-Indische Compagnie (WIC) is opgericht. Dit bedrijf handelt in goederen in West-Afrika en Noord- en Zuid-Amerika. Maar later handelen ze ook in mensen.
De Nederlanders kijken de winstgevende mensenhandel af van de Portugezen. In 1637 verdrijft een Nederlandse vloot de Portugezen van het fort Elmina aan de Westkust van Afrika (Ghana). Tot slaaf gemaakten worden vanuit het Afrikaanse binnenland aan de Nederlanders in fort Elmina verkocht en vervolgens naar de suikerplantages in Nederlands-Brazilië verscheept.
Hoe bedrijven Nederlanders slavenhandel?
De verovering van fort Elmina luidt het begin in van de zogenaamde driehoekshandel. Deze Nederlandse handelsstrategie ziet er als volgt uit: vanuit Nederland varen schepen beladen met goederen zoals vuurwapens en alcohol naar de forten aan de West-Afrikaanse kust.
De Nederlanders verruilen hier de handelswaar tegen tot slaaf gemaakte Afrikanen, waarna ze doorvaren naar de kolonies in Amerika. De mensen die de barre tocht overleven, belanden op de slavenmarkten en uiteindelijk op de plantages. De schepen van de WIC varen vervolgens terug naar Nederland met aan boord producten als suiker, koffie en tabak.
De Nederlandse slavenhandel kan snel groeien vanaf 1634. In dat jaar verovert de WIC Curaçao en Suriname. Door de gunstige ligging van deze gebieden hebben de Nederlanders een veel groter afzetgebied om hun menselijke handelswaar te verkopen. Halverwege de zeventiende eeuw neemt de vraag naar tot slaaf gemaakten snel toe door de groeiende suikerhandel. Op dat moment beschikt de WIC als enige over de juiste infrastructuur voor grootschalige slavenhandel, waardoor de Nederlandse compagnie hier veel geld mee kan verdienen.
In totaal verhandelen de Nederlanders het schrikbarende aantal van 600.000 Afrikaanse mannen, vrouwen en kinderen van de zestiende tot de negentiende eeuw. Wereldwijd zijn er in diezelfde periode naar schatting tussen de elf en dertien miljoen mensen verhandeld. De slavenhandel kost drie miljoen Afrikanen het leven.
Slavernij in Nederlands Oost-Indië
Tegelijkertijd met de trans-Atlantische slavenhandel draagt de grote broer van de WIC, de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), ook bij aan de slavernij aan de andere kant van de wereld. Rond 1750 leven naar schatting zo’n 75.500 tot slaaf gemaakten in Aziatische vestigingen van de VOC. Meer over de macht van de VOC lees en zie je hier.
Hoe is het leven als tot slaaf gemaakte?
Het leven van gevangen genomen en verhandelde Afrikanen is hels. Vanuit de binnenlanden van Afrika worden zij door slavendrijvers aan elkaar vastgeketend. De voettocht naar de West-Afrikaanse kust duurt dagen. In de donkere kerkers van de tientallen slavenforten wachten ze vervolgens maanden op verscheping naar Amerika of Curaçao.
Mannen zijn de hele reis geketend, uit angst voor een opstand. De tot slaaf gemaakten kunnen ook zonder de ketenen nauwelijks bewegen, omdat de handelaren zoveel mogelijk mensen meenemen. De hitte benedendeks en het gebrek aan ruimte, voedsel en lucht verwoesten talloze levens. Eén op de acht mensen komt om op de slavenschepen.
De Nederlanders verschepen van de 16e tot de 19e eeuw ongeveer zeshonderdduizend mannen, vrouwen en kinderen.
Als de tot slaaf gemaakten de reis naar Amerika overleven, belanden zij veelal op de slavenmarkten in Curaçao en Suriname. Daar worden ze als vee gebrandmerkt en doorverkocht aan andere handelaren of direct aan lokale plantage-eigenaren.
Het leven op de plantages is loodzwaar, zoals suikerriet oogsten in de brandende zon. Werkweken van zestig tot honderd uur zijn normaal. Door slechte behuizing en onhygiënische omstandigheden verliezen duizenden mensen in de slavenperiode hun leven. Ook brute lijfstraffen eisen hun tol.
Luistertip
In de podcastserie De plantage van onze voorouders onderzoekt Maartje Duin sporen van het slavernijverleden in haar familiegeschiedenis. Ze ontdekt dat haar voorouders mede-eigenaren van een Surinaamse plantage zijn. Duin reconstrueert het verleden samen met Peggy Bouva, die afstamt van de tot slaaf gemaakten.
Beluister hier de podcastserie.
Het lot van tot slaaf gemaakten
Hoe wordt slavernij afgeschaft?
Denemarken schaft in 1803 als eerste Europese land de slavenhandel af. In 1807 is het Verenigd Koninkrijk de eerste Europese grootmacht die ook een einde maakt aan de omstreden handel. Dit is opvallend omdat de Britten – in tegenstelling tot Nederland – nog erg veel winst maken met de slavenhandel. Doorslag voor het Britse verbod zijn de massale protesten van verschillende protestantse kerkgenootschappen.
In Nederland nemen in dezelfde periode de ethische bezwaren ook toe. Tegelijkertijd staat de Nederlandse slavenhandel eind achttiende eeuw ook economisch onder druk. De opbrengst vermindert en het aantal Nederlandse slavenschepen vermindert snel. Er is dan ook weinig protest wanneer Nederland – onder druk van de Engelsen – in 1814 de handel in slaven verbiedt.
Slavernij mag hierna nog wel. Alleen mag de plantage-eigenaar een tot slaaf gemaakte officieel niet meer vervangen als die komt te overlijden. Hoewel vanaf 1814 het aantal mensen in slavernij hierdoor wel iets afneemt, blijft de illegale slavenhandel óók actief. Nog ongeveer een halve eeuw lang komen op deze wijze nog steeds Afrikanen in de Nederlandse slavernij terecht.
Dat de uiteindelijke afschaffing van slavernij pas in 1863 een feit zal zijn, heeft veel te maken met economische belangen. Vanaf 1853 onderzoekt een gemengde staatscommissie van voor- en tegenstanders hoe de slavernij moet worden afgeschaft. Vijf verschillende wetsvoorstellen worden van tafel geveegd. De voornaamste reden: er is niet genoeg geld om de slavenhouders te compenseren voor het afnemen van ‘hun eigendom’.
Pas wanneer de staatskas op orde is gebracht met inkomsten vanuit Nederlands Oost-Indië is de afschaffing te financieren. Op 1 juli 1863 schaft Nederland de slavernij in Suriname en de Nederlandse Antillen af. Voor zijn verloren ‘bezit’ ontvangt de slavenhouder 300 gulden schadevergoeding van de Nederlandse staat. Tot slaaf gemaakten ontvangen geen cent. En de afschaffing betekent niet dat tot slaaf gemaakten vanaf die tijd échte vrije mensen worden. Integendeel. De Nederlandse overheid verplicht hen onder het Staatstoezicht stelsel tegen een schamel loon nog tien jaar op de plantages te blijven werken. Ze mogen zich alleen verplaatsen met toestemming van de plantage-eigenaar en het koloniaal bestuur.
Tijdens Keti Koti wordt jaarlijks op 1 juli de afschaffing van de slavernij gevierd en herdacht.
In het kort
Nederlanders kijken de slavernij af van de Portugezen. Ze veroveren Portugese gebieden in Zuid-Amerika en het belangrijke steunpunt fort Elmina aan de West-Afrikaanse kust.
Nederlanders varen met Europese goederen naar de Afrikaanse kust en ruilen dit tegen tot slaaf gemaakten. Ze varen vervolgens naar Amerika en verkopen de mensen. Daarna keren ze met de winst van de slavenhandel en goederen uit Amerika terug naar Nederland. Dit heet de driehoekshandel.
Het leven in slavernij is hels. Duizenden gevangen Afrikanen sterven onderweg of op de plantages in Amerika en het Caribisch gebied door barre omstandigheden, ziekten en mishandeling.
Nederland verbiedt vanaf 1814 de slavenhandel en schaft pas in 1863 ook de slavernij af. Plantage-eigenaars krijgen hiervoor compensatie. Tot slaaf gemaakten zijn verplicht nog tien jaar lang voor hen door te werken.
En je weet het!
Anderen het laten weten?