Waarom emigreerden honderdduizenden Nederlanders naar het buitenland?
Waarom emigreerden honderdduizenden Nederlanders naar het buitenland?
Laatste update: 02-09-2024
Emigreren is nog steeds aantrekkelijk blijkt uit het populaire televisieprogramma Ik vertrek. Alles achterlaten en een nieuw leven beginnen in het buitenland. Dat gebeurt ook net na de Tweede Wereldoorlog als honderdduizenden Nederlanders vertrekken naar Canada, Australië, Nieuw-Zeeland en de Verenigde Staten. Waarom verlaten zij hun vaderland? Welke rol speelt de overheid bij emigratie? En waarom keert een derde terug?
Redacteur: Fabian de Bont
Vaarwel, Nederland
Rotterdam, eind jaren veertig. De Tweede Wereldoorlog is net voorbij en bij de Wilhelminapier liggen grote passagiersschepen. Klaar voor vertrek. Via loopbruggen gaan mensen het dek op. Ze zwaaien naar de achterblijvers op de kade. Hun koffers zijn gelabeld, met daarop bestemmingen als Melbourne, Quebec en New York. In de verte, voorbij grote fabrieksloodsen, prijkt het karakteristieke hoofdkwartier van de Holland-Amerika Lijn - tegenwoordig beter bekend als Hotel New York.
De Wilhelminakade in de haven van Rotterdam is een van de plekken waar honderdduizenden Nederlanders vanaf 1945 hun zoektocht naar beter leven beginnen. Het fenomeen emigratie is niet helemaal nieuw - al in de achttiende en negentiende eeuw vertrekken mensen naar overzeese gebieden - maar de omvang is dat wel. Tussen 1946 en 1969 zullen ongeveer een half miljoen Nederlands emigreren, zo’n vier procent van het totaal aantal inwoners.
Waar komt de massale emigratiedrift vandaan?
Een van de landverhuizers is Freek Broerema, die rond 1950 het Groningse platteland verruilt voor Australië. Zijn reden: de herinneringen aan de voorgaande jaren. “Het begon weer naar oorlog te ruiken en daar had ik helemaal geen zin in,” zegt hij daarover in het programma Andere Tijden in 2006. De aanvankelijke vreugde van de bevrijding na de Tweede Wereldoorlog maakt dan snel plaats voor nieuwe angsten. In voormalig Nederlands-Indië rommelt het. Op de achtergrond schuurt het tussen ‘het vrije Westen’ en de Sovjet-Unie – de Koude Oorlog begint en mensen zijn bang voor een Derde Wereldoorlog.
Ook blijft economisch herstel uit. Armoede is voelbaar, veel goederen zijn nog op de bon – voor veel Nederlanders ligt de werkloosheid van de jaren dertig nog vers in het geheugen. Emigrant Gerda van Hoorn, die in 1956 naar Australië gaat: “We hadden niet zo veel. IJskasten, wasmachines en televisies – dat was er allemaal nog niet. We hadden een fiets en dat was het.” Van Hoorn werkt in Nederland in een sigarettenfabriek en woont bij haar schoonmoeder in. “Ons idee was: we gaan voor vijf jaar naar Australië, worden rijk en gaan dan weer terug.”
Een ander probleem is de woningnood. Nederland heeft tien miljoen inwoners, het land raakt overvol – althans, de bevolking groeit harder dan in andere West-Europese landen. Feike Falkema, voormalig emigratieconsulent, blikt terug. “Er was niet zoveel werk in die jaren. De toekomst zag men een beetje somber in. Nederland raakte vol.”
Nederlanders willen weg
De Nederlandse overheid voert een actief bevolkingsbeleid: Nederlanders mogen ergens anders hun geluk gaan zoeken. De regering maakt afspraken met landen die arbeidskrachten nodig hebben om de economie draaiende te houden - landen als Australië en Canada kampen met een immigratietekort. Er komen voorlichtingsavonden en emigratieconsulenten, in november 1945 spreekt ingenieur Van den Broek, oud-minister van financiën, Nederlanders in een bioscoopreclame toe. Honderdduizenden van hen, het liefst werklozen, grote gezinnen en boeren, moeten de wereld intrekken.
Het werkt. Uit een NIPO-enquête van 1948 blijkt dat 32 procent van de bevolking serieus overweegt te emigreren. Minister-president Willem Drees versterkt dat gevoel met zijn nieuwjaarstoespraak in 1950: “Een deel van ons volk moet het aandurven zijn toekomst te zoeken in grotere gebieden dan het eigen land.” Woorden die koningin Juliana in haar troonrede van datzelfde jaar ook uitdraagt. Ze vindt dat “de snelle bevolkingsgroei en de beperkte oppervlakte aan beschikbare grond een krachtdadige bevordering van de emigratie vereisen.” In 1951 stelt de Nederlandse regering zich ten doel 60 duizend Nederlanders per jaar te laten emigreren.
Een belangrijk wapen voor de overheid is propaganda: voorlichting, posters en films. Een van de eerste Nederlandse producties na de oorlog is zo’n voorlichtingsfilm genaamd ‘Sterren stralen overal’ (1953). We zien drukke beelden van toeterende auto’s en jachtige fietsers afgewisseld met rustige en weidse landschappen. De films volgen elkaar in rap tempo op met titels als ‘Australië roept’, ‘Wijder Horizon’ en ‘Mijn neef in Canada’. In de laatstgenoemde trekt een cameraploeg langs verschillende emigranten die over hun meer dan geslaagde integratie vertellen.
Naar welke landen trekken de landverhuizers?
Australië en Canada zijn niet de enige landen waar de landverhuizers heentrekken. Ook landen als de Verenigde Staten, Nieuw-Zeeland, Zuid-Afrika, Brazilië en Argentinië zijn populair. In totaal zullen zo’n half miljoen mensen emigreren, waarvan 400 duizend naar Canada, Australië en Nieuw-Zeeland. Ongeveer een derde van dit aantal zal in de loop der jaren terugkeren.
Belangrijk voor de keuze van het land zijn de banden tussen Nederland en het desbetreffende emigratieland. In 1952 richt de regering de Nederlandse Emigratie Dienst (NED) op dat emigratiedetachés installeert in overzeese landen en contacten met de desbetreffende overheden onderhoudt. Elk land heeft weer andere voorkeuren en eisen. In sommige gevallen komen er subsidies aan te pas.
Dat betekent niet dat alle Nederlanders welkom zijn. Australië, net als Canada en Zuid-Afrika, hanteert een white policy, wat betekent dat zogenoemde non-pure-whites niet welkom zijn. Dat heeft gevolgen voor Nederlanders afkomstig uit Nederlands-Indië. Zij zijn niet snel welkom, of de regering moet extra subsidie verlenen. Als Minister Suurhoff van Sociale Zaken en Volksgezondheid in 1958 in Zuid-Afrika overlegt om repatrianten uit Indonesië op te nemen, laat de Zuid-Afrikaanse regering weten dat ze alleen immigranten willen die “suiwer van bloed” zijn.
Hoe verloopt het emigratieproces?
Voorlichting en begeleiding van begin tot eind – dat is het devies van de Nederlandse regering. Veel Nederlanders worden lekker gemaakt met afbeeldingen, praatjes en films over het leven in hun nieuwe moederland. De voorbereiding is slecht en de beslissing niet altijd even goed doordacht.
De passagiersschepen voor de overtocht is niet berekend op de enorme aantallen emigranten. Twee jaar wachten voor vertrek is dan geen uitzondering. Met de KLM kunnen migranten ook vliegen – een reis naar Australië duurt in die tijd ‘maar’ drie dagen - maar velen nemen liever het schip vanwege de ruimere bagagemogelijkheden. In de schepen – vaak omgebouwde oorlogsschepen – is wel plaats voor huisraad en andere goederen.
De overzeese reis is in enkele gevallen onaangenaam, maar in die meeste gevallen, vooral op de cruiseschepen, voelt het eerder als vakantie. Emigrant Gerda van Hoorn: “Thuis waren we niets gewend, en dan kom je op een schip. Je wordt elke dag bediend, stewards achter je stoel – je voelde je eigenlijk al rijk op de boot.”
Hoe vergaat het de landverhuizers in hun nieuwe moederland?
Eenmaal aangekomen in het nieuwe moederland blijkt het leven vaak tegen te vallen. De snelle rijkdom, de ruimte en de banen liggen niet voor het oprapen. Na de luxe bootreis moeten veel emigranten overnachten in opvangkampen totdat ze werk en een huis hebben. Adriana Boelhouwer, die in de jaren vijftig met haar gezin naar Canada gaat: “We gingen naar binnen en de deur werd op slot gedaan. Onze koffers zaten achter het slot en we aten toast als ontbijt.”
De gezinnen blijven in het kamp terwijl vader een baan zoekt. En dan nog een huis. Het is hard werken. Sommige nemen zelfs twee banen om genoeg geld te verdienen. Australiëmigrant Piet Beers: “Om een auto te kopen heb ik een tijd lang twee banen gehad, eentje overdag en een ’s avonds – dat heb ik zes maanden vol gehouden.” En als ze eenmaal een huis hebben, blijkt het niet te zijn wat ze gewend waren in Nederland. Canadamigrant Adriana Boelhouwer: “Het huis was tweemaal zo groot, maar er was geen elektriciteit of stromend water in het huis. Dat moesten we buiten pompen.”
Ook de integratie is lastig. De Australiërs en Canadezen zijn bang dat de nieuwkomers de banen inpikken. Sylvie van der Zanden, die in 1958 naar Australië trok vanwege de woningnood en de Koude Oorlog: “We hadden een mooi, groot huis, maar na tien jaar ben ik teruggegaan. Het was een mannenland. De mensen zijn hetzelfde, alle seizoenen lijken op elkaar. Ik kreeg nachtmerries, droomde van regenachtige grachten.”
De Landverhuizers
Ook in de achttiende en negentiende eeuw emigreren vele Nederlanders. Velen van hen - ongeveer 3,5 miljoen - vertrekken vanaf de Wilhelminapier in Rotterdam. Aan de overkant komt naar verwachting in 2023 een nieuw museum dat de historie van de emigranten wil eren: het Landverhuizersmuseum.
Achter het museum zit voormalig directeur van het Rijksmuseum Wim Pijbes, gesteund door Stichting Droom en Daad, een filantropische organisatie van de rijke familie Van der Vorm - ooit eigenaar van de Holland Amerika Lijn.
In augustus 2018 koopt de stichting The Steerage (1907) van Alfred Stieglitz die migranten op een tussendek van een schip toont. Volgens Pijbes is het de Nachtwacht van de fotografie.
De lastige integratie zorgt ervoor dat Nederlandse migranten elkaar opzoeken en zich verenigen in clubs: klaverjasclubs, vrouwenverenigingen, danssociëteiten. In West-Australië ontstaat in de jaren zestig zelfs een carnavalsvereniging – The Stirrers – meegenomen door Limburgse en Brabantse migranten. Nog tot op de dag van vandaag zijn er zogenoemde Dutch Clubs.
Aanvankelijk zoeken de emigranten aansluiting met de bestaande kerken, maar die vinden ze niet genoeg bij hen passen. Er komen eigen kerken, inclusief gereformeerde en hervormde afsplitsingen. De katholieke kerk stuurt zelfs missionarissen om het proces in goede banen te leiden.
In die zin kent de emigratiegolf een zekere paradox. De landverhuizers vertrekken omdat ze Nederland te verstikkend vinden: de zuilen, de clubs, de kerken en de regels – ze willen het achter zich laten. Toch zijn de nieuwe clubs en kerken in het nieuwe moederland net zo verzuild. Geen enkel Europees land ontwikkelt zich zo sterk qua organisatie in het buitenland. Neem bijvoorbeeld de pers: in 1964 telt Australië zestien Nederlandstalige blaadjes waarvan elf met het geloof te maken hebben.
Tot op de dag vandaag zijn sporen van de emigratiegolf zichtbaar, ook bij de kinderen van de migranten. De inrichting van de huizen ogen Hollands, mensen kijken naar het Nederlands elftal of luisteren naar Frans Bauer. Er zijn zelfs heuse Hollandse bejaardenhuizen waar men Hollandse pot eet en op gezette tijden Nederlands spreekt.
Wat gebeurt er na de emigratiegolf?
Na de jaren zestig van de vorige eeuw neemt de omvang van de emigratie af. De economie in eigen land trekt aan, maar landen als Canada en Australië blijven populaire emigratiebestemmingen. Vanaf 1960 zullen er ongeveer vier à vijfduizend Nederlanders per jaar emigreren. De emigratieconsulenten en voorlichtingsavonden blijven, al is de wens tegenwoordig meer persoonlijk van aard: Nederland is te klein, verstikkend, er zijn te veel regels of men wil simpelweg op avontuur in het buitenland.
Na 2001 stijgt de emigratie naar zo’n achtduizend Nederlanders per jaar. Met de populariteit van programma’s als Ik vertrek en Hello Goodby rijst de vraag of er weer een emigratiegolf aan gaat komen. We zijn inmiddels met meer dan zeventien miljoen mensen in dit land. Al zal het vast niet zo’n vaart lopen als toen. Als Joris Linsen in maart 2011 op Schiphol naar een gezin loopt dat snikkend afscheid neemt van hun familie omdat ze naar Canada gaan emigreren, vraagt Linsen waarom ze in hemelsnaam vertrekken. “Nou,” antwoordt de vader van het gezin. “Nederland wordt te druk, te hectisch en we vinden het wat onpersoonlijk worden. We hebben het idee dat we onze drie kinderen daar iets meer kunnen bieden dan hier.”
In het kort
Na de Tweede Wereldoorlog komt een emigratiegolf op gang: de herinneringen aan de oorlog, de angst voor een Derde Wereldoorlog, de werkeloosheid en woningnood wakkeren de golf aan.
Tussen 1946 en 1969 zullen ongeveer 450 duizend Nederlands emigreren, ruim vier procent van het totaal aantal inwoners van 10 miljoen inwoners. Ongeveer een derde van die groep keert terug naar Nederland.
Zo’n 400 duizend van hen gaan naar Australië, Canada en Nieuw-Zeeland. Andere landen, waar ook emigranten heen gaan zijn Zuid-Afrika, de Verenigde Staten, Brazilië en Argentinië.
De overheid stimuleert in die periode actief de emigratie: voorlichtingsavonden, emigratieconsulten, voorlichtingsfilms en intensieve begeleiding. Ook zijn er afspraken met de immigratielanden en worden subsidies verstrekt.
Integreren in het buitenland is lastig. De emigranten richtten eigen kerken en clubs op en blijven hun taal spreken.
Na 1960 neemt de emigratie geleidelijk af, al blijven Australië en Canada populaire bestemmingen om definitief naar toe te gaan.
En je weet het!
Anderen het laten weten?