Waarom hebben we nog steeds witte en zwarte scholen?
Waarom hebben we nog steeds witte en zwarte scholen?
Laatste update: 06-03-2023
De term bestaat officieel niet en de overheid gebruikt sinds 2006 etniciteit ook niet meer om onderscheid te maken tussen leerlingen. Toch wordt een school met veel kinderen met een migratieachtergrond vaak een zwarte school genoemd. Hoe is dit onderscheid in het onderwijs ontstaan?
Redacteur: Marjolein Koster
Tijdens zijn beroemde ‘I Have a Dream’-speech in 1963 spreekt Martin Luther King over zijn verlangen dat witte en zwarte kinderen samen kunnen leven. Dit verlangen komt tot uiting in de gemengde scholen waar hij heel zijn leven voor pleit. Niet voor niets dragen veel scholen in Nederland zijn naam. Zij willen de droom van King naleven en hebben als visie dat kinderen, ongeacht hun ras, geloof, huidskleur of afkomst, respectvol met elkaar omgaan. Maar in plaats daarvan groeit de segregatie in het onderwijs in Nederland.
"Het heeft niet heel letterlijk met discriminatie te maken. Het heeft te maken met schoolkeuze", zegt Anja Vink in het Radio 1-programma Focus. In Nederland hebben we namelijk vrije schoolkeuze, waardoor ouders ook kunnen kiezen voor een school buiten hun eigen wijk, die ze beter vinden passen bij hun kinderen. "Eigenlijk is het een scheiding tussen laagopgeleid en hoogopgeleid en die uit zich met name in de steden, in kleur."
50 jaar na de dood van Martin Luther King: waarom hebben we nog steeds witte en zwarte scholen?
Focus - 4 apr 2018 (12:10)
00:00
00:00
Scholen die moeten sluiten, ouders die hun kinderen in een ander stadsdeel op school doen, negatieve opmerkingen over zwarte scholen. Het lijkt soms alsof dit meer speelt dan ooit. Onderstaande reportage uit 1987, waarin een schoolleider de overheid smeekt om maatregelen, laat zien dat Nederland al ruim dertig jaar met hetzelfde probleem kampt. Sommige scholen stromen leeg, andere kunnen het aantal leerlingen niet aan.
Hoe is het onderscheid tussen zwarte en witte scholen ontstaan?
De term ‘zwarte school’ komt op in de jaren 70. Hoewel Nederland daarvoor niet homogeen is, zorgt de komst van gastarbeiders vanaf de jaren 60 voor een toename van het aantal migranten in Nederland. Door gezinshereniging groeit het aantal migrantenkinderen en zij moeten ook naar school. Doordat gastarbeiders in grote aantallen bij bepaalde bedrijven werken en hun lonen laag zijn, belandden zij met groepen tegelijk in dezelfde wijken en gaan hun kinderen naar dezelfde scholen.
Omdat deze kinderen de Nederlandse taal nog niet spreken, krijgen zij extra begeleiding. Begin jaren 70 stelt de overheid Onderwijs in Eigen Taal en Cultuur (OETC) in. Het idee is immers dat deze gastarbeiders ook weer terug zullen gaan naar hun eigen land en dus is het belangrijk dat de kinderen hun moedertaal niet verleren. Ook voor de kinderen die wel blijven is onderwijs in eigen taal belangrijk, omdat ze zo sneller kunnen leren dan wanneer ze in een Nederlandstalige klas zitten. Sommige scholen pakken dat voortvarend op en nemen buitenlandse leerkrachten aan.
In een uitzending van Andere Tijden uit 2001 over de basisschool Combinatie 70 in de Rotterdamse wijk het Oude Noorden, legt toenmalig adjunct-directeur Eveline Mink uit dat het aannemen van Turkse en Marokkaanse leerkrachten er juist voor zorgt dat de school kinderen van die etniciteiten aantrekt. En zo maakt deze school met haar goede bedoelingen om migrantenkinderen op te nemen in de maatschappij, het onderscheid tussen verschillende kinderen alleen maar groter.
Het aantal migranten blijft stijgen en veel van hen gaan niet terug naar het land van herkomst. Daarom besteden de docenten van het Onderwijs in Eigen Taal en Cultuur tijdens de aparte uren voor migrantenkinderen meer aandacht aan de Nederlandse taal. Deze aangepaste vorm van onderwijs wordt vooral in de grote steden en niet in alle talen aangeboden. In 1987 krijgt zo’n 67 procent van alle migrantenkinderen onderwijs in eigen taal.
Het onderscheid in het onderwijs groeit in de jaren 80, wanneer woningbeleid van de overheid ervoor zorgt dat rijkere witte gezinnen uit de armere wijken trekken. De migranten, die extra zwaar getroffen worden door de economische crisis in die tijd, blijven daar achterblijven. De wijken worden dan zelfs getto’s genoemd.
Wat is een 'zwarte school' en wat is de 'witte vlucht'?
Er is geen vaststaande definitie van de zwarte school. Aanvankelijk wordt de term gebruikt voor scholen waarvan minimaal 50 procent van de kinderen een migratieachtergrond heeft. Later ligt de grens op 60 of 70 procent. Alle scholen met een percentage tussen de 30 of 40 procent kinderen met een andere afkomst heten gemengde scholen.
De term ‘witte vlucht’ is ontstaan doordat ouders van witte kinderen steeds vaker kiezen voor een basisschool buiten hun eigen wijk. Eén van de hoofdredenen die ouders noemen is dat ze bang zijn dat hun kinderen een taalachterstand oplopen.
Naar welke school gaat Idris?
Omdat de definitie vaak verandert en omdat de overheid sinds 2006 etniciteit niet meer als factor meetelt voor de bepaling van een achterstandsleerling, is het lastig te zeggen hoeveel zwarte scholen er zijn, waar deze scholen zich bevinden en hoe ze scoren. Wel wordt bijgehouden hoeveel leerlingen er zijn met een niet-Nederlandse culturele achtergrond (NNCA). Basisscholen kunnen daar extra geld voor krijgen. Ook krijgen scholen ondersteuning bij het onderwijs aan kinderen die de Nederlandse taal (nog) niet spreken. Dit kunnen dus ook witte kinderen zijn. Daarnaast valt de derde generatie migratiekinderen niet in deze categorie, omdat hun ouders in Nederland geboren zijn. Wanneer ouders spreken over een zwarte school gaat het dus niet per se om het percentage kinderen met een andere afkomst, maar vooral om wat ze zien op het schoolplein.
In het voortgezet onderwijs speelt nog een andere vorm van segregatie mee, namelijk het onderscheid tussen kinderen van hoogopgeleide en kinderen van laagopgeleide ouders. Het opleidingsniveau van de ouders heeft invloed op de schooladviezen van de kinderen, zegt de Inspectie voor het Onderwijs. Hoewel we inmiddels al te maken hebben met de derde generatie migrantenkinderen, heeft deze bevolkingsgroep nog steeds gemiddeld een lager opleidingsniveau. Mede hierdoor gaan kinderen met een niet-westerse achtergrond vaker naar het vmbo. Ook gebeurt het dat afkomst meespeelt in het schooladvies van de juf of meester in groep 8. Slechts 10 procent van de kinderen met een kleur gaat naar het vwo, waardoor gymnasia overwegend wit zijn.
De term ‘zwarte school’ is niet onomstreden. Nederland is dan ook het enige land waar dit label zo gebruikt wordt. Veel mensen pleiten voor het afschaffen hiervan. Eén van hen is Hülya Kosar Altinyelken. Deze wetenschapper aan de UvA zegt: “Wij vinden de termen onmenselijk en schadelijk, ze maken een symbolische apartheid in onderwijsstelsel en leiden tot stigmatisering van onderwijs en leerlingen. De labels zwart en wit zijn niet zomaar woorden, ze hebben veel lading."
Discussie over term zwarte scholen
Dit is de Dag - 28 feb 2017 (05:15)
00:00
00:00
Kortom, als we het hebben over zwarte scholen, kan het zomaar zijn dat mensen met verschillende definities in hun hoofd zitten. Het is beter om te praten over segregatie in het onderwijs, wat betekent dat er een scheiding is tussen bepaalde groepen.
Waarom hebben zwarte scholen een slecht imago?
Door het Onderwijs in Eigen Taal en Cultuur leren veel van de eerste migrantenkinderen de Nederlandse taal niet voldoende. Dit heeft tot gevolg dat zij ook hun kinderen niet voldoende kunnen ondersteunen in het Nederlands. Hierdoor lopen uiteindelijk veel van de tweede en derde generatie migranten in Nederland nog steeds een taalachterstand op. Dit vormt het begin van het slechte imago van zwarte scholen. Ouders zijn bang dat deze taalachterstand negatieve invloed heeft op kinderen zonder taalachterstand.
Omdat de term zwarte school niet vastomlijnd is en omdat er veel meer factoren van invloed zijn op schoolscores, is het lastig te zeggen of die negatieve invloed er is. Onderzoek van socioloog Jaap Dronkers uit 2010 laat zien dat niet zwarte of witte, maar juist gemengde scholen slechtere scores laten zien en dat er geen significant verschil is tussen witte en zwarte scholen. Hij onderzocht scholen in verschillende OESO-landen en betoogt dat hoe meer verschillende etniciteiten een school heeft, hoe lager de prestaties van alle kinderen. Omdat het vaker migrantenkinderen zijn die op etnisch diverse scholen zitten, hebben zij het meeste last van dit negatieve effect. Dronkers zegt dat leraren te veel tijd kwijt zijn aan het overbruggen van de verschillen, in plaats van dat ze bezig kunnen zijn met het overdragen van kennis. In dit onderzoek zijn Nederlandse scholen niet meegenomen in verband met gebrek aan data. Later onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) vindt ditzelfde verschil, maar zodra het gemiddelde opleidingsniveau van de ouders als factor meegerekend wordt, verdwijnt het verschil weer.
Ook uit onderzoek van RTL Nieuws blijkt dat gemengde scholen lagere resultaten hebben. En dat terwijl gemeenten juist inzetten op de groei van gemengde scholen. Hans Luyten van de Universiteit Twente geeft als mogelijke verklaring dat deze scholen misschien onvoldoende middelen hebben om met de diversiteit van hun school om te gaan.
Dat zwarte of gemengde scholen geen negatief imago hoeven te hebben bewijzen de multiculturele scholen in Montreal, Canada. Daar zien ouders het juist als een verrijking dat hun kind verschillende culturen leert kennen. In onderstaande reportage noemt het schoolbestuur diversiteit juist als succesfactor. Er zijn op die school zoveel verschillende culturen dat er niet een meerderheid is en dat Frans (de voertaal in Montreal) ook de enige taal is waarin de leerlingen met elkaar kunnen communiceren. Dit in tegenstelling tot Nederland, waar bepaalde etniciteiten in relatief grote groepen aanwezig zijn en zo ook makkelijker aan hun eigen taal en cultuur kunnen vasthouden.
Uiteindelijk lijkt het erop dat andere factoren, zoals opleidingsniveau en inkomen van de ouders meer invloed hebben dan etniciteit. De prestaties van de scholen zelf zijn niet leidend in de schoolkeuze van de ouders en ook niet bepalend voor het slechte imago. Hoogstwaarschijnlijk spelen onbewuste vooroordelen een grote rol en negatief nieuws, zoals de examenfraude bij de Ibn Ghaldoun, die ervoor zorgen dat het slechte imago blijft bestaan.
Waarom is scheiding in het onderwijs een probleem?
Segregatie in het onderwijs kan er dus voor zorgen dat het algehele niveau van een school omlaag gaat. Een zwarte school heeft bijvoorbeeld een andere aanpak van taalonderwijs nodig en wanneer die niet wordt gegeven, heeft dat negatieve gevolgen.
Vanuit wetenschappelijk oogpunt is het belangrijk dat kinderen al op jonge leeftijd leren omgaan met een diverse samenleving, omdat je dan begint met de beeldvorming over anderen. Volwassenen kunnen hun mening nog wel veranderen, maar doordat bepaalde vooroordelen en aannames dan al zo diep geworteld zijn, is dat erg lastig en gaat het langzaam. De resultaten van de gemengde scholen zijn dan misschien slechter, uit onderzoek blijkt wel dat deze kinderen positiever kijken naar mensen met een andere achtergrond. Dat is precies wat Martin Luther King voor ogen had. Als kinderen van verschillende kleuren kunnen samenleven, dan kunnen ze dat ook als volwassenen.
En misschien is dat zelfs wel belangrijker dan goede scores op school. Zowel witte ouders als ouders met een andere afkomst doen daarom geregeld hun best om hun school gemengder te maken.
Acties voor gemende scholen
In 2017 volgt regisseur Camiel Zwart de pogingen van de directeur van basisschool Het Octaaf in Nijmegen. Deze zwarte school in een gemengde wijk wil graag meer witte kinderen naar hun school krijgen. Het resultaat is een documentaire die duidelijk maakt dat jonge ouders allerlei bezwaren hebben die niet altijd op feiten gebaseerd zijn.
Hoewel het dus lastig is aan de hand van cijfers te zien of de segregatie groeit, komen er wel steeds meer geluiden vanuit de samenleving dat dit het geval is. Ook is een gemengde school geen recept voor succesvolle integratie. Steeds vaker zeggen schoolleiders dat het misschien tijd is om te accepteren dat segregatie er is. In plaats van zich bezighouden met het werven van witte leerlingen, besteden zij liever aandacht aan de kwaliteit van het onderwijs.
Misschien wordt het tijd dat we zwarte scholen gaan accepteren
Wat voor beleid voert de overheid?
Halverwege de jaren 80 wordt duidelijk dat het Onderwijs in Eigen Taal en Cultuur niet helpt om de (taal)achterstanden van migrantenkinderen weg te werken. Desondanks gaat de overheid wel in dezelfde lijn verder met haar beleid. In 1998 volgt de OALT, Onderwijs in Allochtone Levende Talen. Binnen dit programma wordt de subsidie vaker gebruikt om in aparte taalklasjes de Nederlandse taalvaardigheid te verbeteren. Helaas blijkt ook de OALT geen positieve invloed te hebben en de financiering hiervan stopt in 2004.
Al tientallen jaren krijgen scholen extra financiering voor achterstandsleerlingen. Wat een achterstandsleerling is verandert vaak. In 2016 brengt het Centraal Bureau voor de Statistiek naar buiten dat het aantal achterstandsleerlingen daalt. Anja Vink, journalist gespecialiseerd in ongelijkheid in het onderwijs, legt uit dat dit niet het geval is, maar dat een verandering in de definitie hiervoor zorgt. Zij ziet het daarom als een verkapte bezuinigingsmaatregel. Eén van de wijzigingen in de definitie is dat er sinds 2006 geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen leerlingen op basis van etniciteit.
Er is sinds de jaren 80 ook discussie over de opkomst van de islamitische scholen. Volgens artikel 23 van onze Grondwet is er vrijheid van onderwijs. In Nederland zijn veel protestantse en katholieke basisscholen en doordat de samenstelling van onze maatschappij verandert, is de komst van islamitische scholen een logisch gevolg. Niet iedereen is blij met deze islamitische scholen, die ook als zwart gelabeld worden. Steeds meer politici, onder andere van de partijen GroenLinks, SP en D66 pleiten voor het afschaffen of moderniseren van artikel 23. De PVV wil islamitisch onderwijs afschaffen, maar wel graag het christelijke onderwijs behouden en pleit dus niet tegen artikel 23.
Een voorbeeld van een recente aanpak van de segregatie in het onderwijs is het spreidingsbeleid dat een aantal grote steden hanteert. Kinderen die in hetzelfde postcodegebied als de school wonen, krijgen voorrang bij de loting van die school. Het is vooral bedoeld om de ‘witte vlucht’ te voorkomen en om ervoor te zorgen dat basisscholen een afspiegeling van de wijk zijn. De meeste politici blijven huiverig om verplichte spreiding toe te passen.
Een andere aanpak waar de overheid nu in investeert is de ouderparticipatie. Sommige ouders van leerlingen spreken niet of onvoldoende Nederlands, waardoor ze minder betrokken zijn bij hun schoolgaande kinderen. Door gebruik te maken van sociale structuren en andere ouders die meerdere talen spreken, vergroot de ouderbetrokkenheid en gaan de resultaten omhoog.
De overheid heeft de afgelopen jaren op allerlei verschillende manieren geprobeerd segregatie in het onderwijs aan te pakken. Vrije schoolkeuze van de ouders blijft altijd een belangrijke waarde. Er wordt vooral ingezet op extra aandacht en financiering voor achterstandsleerlingen, ongeacht hun afkomst.
In het kort
Zwarte scholen zijn ontstaan door de komst van gastarbeiders naar Nederland in de jaren 70. Deze gezinnen wonen vaak bij elkaar in de buurt en doordat sommige basisscholen Onderwijs in Eigen Taal en Cultuur bieden, gaan veel migrantenkinderen naar dezelfde scholen.
De term zwarte school wordt gebruikt voor scholen met meer dan 60 of 70 procent kinderen van een andere afkomst dan de Nederlandse.
Wanneer witte ouders hun kinderen naar een witte school buiten hun eigen buurt brengen, noemen we dat de 'witte vlucht'.
Veel mensen denken dat zwarte scholen slecht presteren. Uit onderzoek blijkt juist dat gemengde scholen vaak lagere scores hebben.
Segregatie in het onderwijs is een probleem, omdat beeldvorming van andere mensen en dus ook andere culturen vooral plaatsvindt op jonge leeftijd. Op latere leeftijd is het moeilijk om ingewortelde aannames en vooroordelen aan te passen.
Het overheidsbeleid richt zich eerst op het terugdringen van de taalachterstand. Sinds 2006 speelt etniciteit geen rol meer in de definitie van een achterstandsleerling.
Vrije keuze van scholen blijft erg belangrijk en de overheid zet liever in op doelmatige projecten, zoals ouderparticipatie.
En je weet het!
Anderen het laten weten?