Waarom is Nederland in de jaren dertig in crisis?
Waarom is Nederland in de jaren dertig in crisis?
Laatste update: 26-04-2024
Met de kredietcrisis en de daaropvolgende bankencrisis nog vers in het geheugen, is het interessant om eens te kijken naar die andere crisis: die van de jaren dertig. Wat lag ten grondslag aan die periode van bittere armoede en onzekerheid, en hoe greep de politiek toen in?
Redacteur: Paul Koster
Nadat Nederland de Eerste Wereldoorlog redelijk ongeschonden is doorgekomen, gaat het gedurende de jaren twintig goed in ons land. Er is werk, steden groeien en de welvaart zorgt ervoor dat een grote groep mensen kan genieten van luxegoederen, elektriciteit en amusement, zoals een middag naar de kermis of winkelen in een winkelcentrum. Zelfs als er uit Amerika berichten komen over paniek op de beurs, wordt dat in eerste instantie laconiek weggewuifd: “Een onweer frist de atmosfeer op,” schrijft het Algemeen Handelsblad in 1929.
De 'Roaring Twenties'
Waar begint de wereldwijde crisis?
In de Verenigde Staten staan de jaren twintig nóg meer in het teken van voorspoed en vooruitgang dan in Nederland op dat moment. Bijna iedereen heeft er werk en fabrieken draaien op volle toeren om alle consumenten te kunnen voorzien van de nieuwste producten: een radio, een ijskast, een auto - niets is te gek. In korte tijd kopen veel mensen deze luxegoederen en er is jarenlang een sterke economische groei. Totdat de markt verzadigd raakt, mensen minder kopen en fabrieken ineens minder orders krijgen.
In Amerika is het in de jaren twintig geen probleem om iets op afbetaling te kopen, want banken geven gemakkelijk leningen af. Speculanten op de beurs kopen aandelen met geleend geld en er worden risicovolle investeringen gedaan. De aandeelkoersen schieten in 1928 omhoog. In september 1929 begint die groei op de beurs te stagneren, mensen worden wantrouwend. Waar lijdt dit naartoe? Als op 24 oktober 1929 de waardes van veel aandelen op de beurs in New York sterk dalen, slaat de paniek echt toe. Beurshandelaren dumpen na wat koersdalingen massaal hun aandelen, en veel beleggers zijn binnen een paar uur een groot deel van hun vermogen kwijt. Door de beurscrash op deze ‘zwarte donderdag’ is het vertrouwen in de beurs - en in de economie - in één klap weg.
Zwarte donderdag op de beurs
Wat zijn de directe gevolgen van de beurscrash?
Amerikaanse consumenten stoppen na de beurscrash massaal met het kopen van spullen, met als gevolg dat fabrieken moeten bezuinigen of zelfs failliet gaan. Miljoenen mensen raken hun baan kwijt en een deel van hen wordt vanwege schulden zelfs hun huis uitgezet. De economie van de VS komt krakend en piepend tot stilstand. Dit heeft directe gevolgen voor Nederland. Amerika is een belangrijke handelspartner voor ons land, bijvoorbeeld in de bloemen- en voedselsector. Deze Nederlandse exporteurs merken een sterke daling in de vraag vanuit Amerika en daardoor moeten ook hier bedrijven, havens, winkels en fabrieken hun deuren sluiten. De werkloosheid stijgt sterk en loopt in 1935 zelfs op tot meer dan 350.000 werklozen, bijna twintig procent van de totale beroepsbevolking.
Hoe is het leven tijdens de crisis?
Omdat Nederland in die tijd nog weinig sociale voorzieningen heeft – ons land is nog niet de verzorgingsstaat die het later zou worden – zijn mensen die hun baan kwijtraken toegewezen op liefdadigheid en giften. Vrouwen werken in principe niet, dus gezinnen waarvan de vader werkloos wordt zitten snel in de problemen. Na verloop van tijd komt er wel steun voor de armen. Niet te veel, want dan zouden de werklozen misschien wel eens lui kunnen worden, is de vrees van de regering. Het geld dat de ‘steuntrekkers’ krijgen is nét genoeg om de huur te kunnen betalen. Sommigen laten hun vrouw en kinderen werken om wat bij te verdienen. Mensen moeten stevig de broekriem aantrekken en flink soberder leven dan ze gewend zijn: geen radio, geen sportclub en geen nieuwe kleding. Daar hebben ze trouwens ook geen tijd voor, want om voor de steun in aanmerking te komen, moet men twee keer per dag in de rij staan om zich te melden bij het stempelkantoor.
Het leven tijdens de crisis
De regering wil mensen weer aan het werk krijgen en bedenkt daarom landschapsprojecten die in één klap veel werk opleveren. Bij grote klussen die al op de planning staan, zoals de inpoldering van de Noordoostpolder en de aanleg van de Afsluitdijk, worden werklozen uit heel het land aan het werk gezet. Iedereen is gelijk, het maakt niet uit of je ooit bankdirecteur was of landbouwer; met stenen en klei sjouwen kan iedereen. In Utrecht wordt het Julianapark uitgebreid en in Rotterdam het Kralingse Bos. En in de Zuid-Hollandse kustplaats Monster komt de burgemeester met het plan om een kaal duingebied te voorzien van bos en uitkijkheuvel. Vijftien werklozen uit de buurt kunnen zo maandenlang wat verdienen door kruiwagen voor kruiwagen zand op de metershoge berg te scheppen.
Lokale politici zijn trots op hun werkverschaffingsprojecten. De stad Amsterdam laat in 1936 in de propagandafilm Sterk door Werk zien op welke manieren werklozen aan tijdelijk werk worden geholpen. De uitbreiding van het spoorwegnet rond de stad is ook onderdeel van een werkverschaffingsproject. Werklozen beginnen met de aanleg van verhogingen voor het Muiderpoortstation en Amstelstation, en buiten de stad wordt het Amsterdamse Bos aangelegd. Het blijft niet bij handwerk, want, zo vertelt de voice-over: “Tewerkstelling van intellectuelen vindt in toenemende mate plaats. Zij bewerken een woningtelling, een gezinstelling en een budgetstatistiek.”
De regering van minister-president Hendrikus Colijn (ARP) staat niet direct te springen om de crisis aan te pakken. De crisis laten ‘uitzieken’, beterschap afwachten en dan komt het vanzelf wel weer goed, is in eerste instantie het devies. De regering past de begroting niet aan, houdt de hand op de knip en blijft af van de waarde van de Nederlandse gulden. Achteraf blijkt deze passiviteit weinig goeds te hebben gedaan voor het economisch herstel. Colijn laat zich ook nog al eens negatief uit over de werkverschaffingsprojecten en steun aan de armen: “We krijgen zo langzamerhand een volk waarin geen enkele man meer is die niet op krukken loopt. En ik vraag mij: is dat nou waarlijk de weg om een krachtig volk te behouden? Dat wordt met geld alleen, met het strooien van geld uit de gemeenschap, niet verkregen.”
'We krijgen zo langzamerhand een volk waarin geen enkele man meer is die niet op krukken loopt'
Hoe zijn de politieke verhoudingen tijdens de crisis?
De passieve houding van het Kabinet-Colijn zorgt voor onvrede bij de kiezers. In deze tijd van armoede en maatschappelijke onrust is er behoefte aan een sterke leider die stevige beloftes doet. In Duitsland heerst een nog grotere crisis dan in Nederland na de Eerste Wereldoorlog. Daar leidt de behoefte aan een sterke leider tot een daverende verkiezingswinst voor Hitlers NSDAP. In het nog sterk verzuilde Nederland richt Anton Mussert in 1931 de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) op, met een partijprogramma dat veel gelijkenissen vertoont met dat van de NSDAP - de delen over raszuiverheid en antisemitisme worden echter niet overgenomen.
Mussert doet beloftes die aanslaan: hij zal de werkloosheid aanpakken en ervoor zorgen dat mensen weer trots kunnen zijn op hun land. In 1935 haalt de NSB bij de verkiezingen voor de Provinciale Staten vanuit het niets bijna acht procent van de stemmen. Dat is een zeer opmerkelijke winst in het verzuilde Nederland, waarin mensen eigenlijk altijd trouw blijven aan hun partij. De verwachtingen voor de Tweede Kamerverkiezingen zijn hooggespannen: de partij verwacht misschien wel vijftien zetels te halen.
Het electorale succes van de NSB verdampt echter als antisemitische uitingen steeds vaker voorkomen in de partij en de gevestigde partijen de NSB veroordelen. In 1937 is de aanhang al bijna gehalveerd en krijgt de partij amper vier procent van de stemmen. Voorlopig dus geen Duitse toestanden in de Nederlandse politiek: het nationaal-socialisme is een stroming met weinig aanhang en Colijn blijft minister-president. De zware jaren zijn echter nog niet voorbij. In 1939 valt Hitler Polen binnen en in 1940 is ook Nederland in Duitse handen. Tijdens de oorlog is er geen ruimte voor economisch herstel, dat zou pas komen na de wederopbouw.
Hoe verhoudt de crisis zich tot andere crises?
De crisis in de jaren dertig is niet de eerste crisis in Nederland, en zal ook niet de laatste blijken. Al in 1637 is ons land in de ban van de tulpenmanie. De kenmerkende bloemen zijn in korte tijd zeer populair geworden bij de rijkere bevolking; er is meer vraag dan aanbod. De geldbedragen die mensen bereid zijn te betalen voor een bol rijzen de pan uit, op het hoogtepunt van de gekte kan één enkele bol zelfs duurder zijn dan een compleet grachtenpand.
Er wordt veel te veel geld betaald voor iets waarvan de waarde niet overeenkomt met de prijs waardoor een 'bubbel' ontstaat, iets wat vaker terugkomt voorafgaand aan een crisis. Bij de tulpenmanie blijkt al snel dat veel handelaren tulpen doorverkopen die ze niet bezitten, aan kopers die ze niet echt kunnen betalen.
Zodra investeerders en beleggers inzien dat een prijs niet meer strookt met de waarde van een product, vertrouwen ze hun aandelen niet meer. Ze verkopen hun aandelen, soms massa’s tegelijk. De reactie op zo’n uiteenspattende bubbel verloopt vaak ook volgens hetzelfde patroon: dalende koersen leiden tot wantrouwen, waardoor meer mensen hun aandelen verkopen. Dit kan leiden tot regelrechte paniek op de beurs en in de maatschappij. Mensen zijn kuddedieren, merkt gedragseconoom Floris Heukelom op als hij wordt geïnterviewd door EenVandaag: “Evolutionair gezien is het een goede strategie om, als je de rest van de groep hard weg ziet rennen, snel mee te rennen [...] Maar wat we zien in de complexe economie van de laatste tweehonderd jaar, is dat dat soms tot zeepbellen en economische crises leidt.” We lijken als maatschappij niet echt iets te leren van eerdere crises, en een nieuwe crisis lijkt dan ook onvermijdelijk.
In het kort
Na een periode van welvaart leidt de beurscrash New York op zwarte donderdag (24 oktober 1929) ook in Nederland tot een economische crisis.
Werkloosheid en de bijbehorende armoede is een groot probleem in ons land tijdens de crisis.
Het kabinet van minister-president Colijn gaat de crisis aanvankelijk weinig daadkrachtig te lijf, maar zet later duizenden werklozen aan het werk in grote werkverschaffingsprojecten.
In tegenstelling tot Duitsland, waar een nog heviger crisis heerst, leidt de crisis bij ons niet tot een overtuigende opkomst van het nationaal-socialisme.
In de geschiedenis hebben bubbels vaker tot crises geleid, maar we lijken daarvan nauwelijks iets te leren. Een nieuwe crisis lijkt daarom onvermijdelijk.
En je weet het!
Anderen het laten weten?