Is Amsterdam nog steeds de homohoofdstad van Europa?
Is Amsterdam nog steeds de homohoofdstad van Europa?
Laatste update: 10-03-2023
In de tweede helft van de twintigste eeuw komt Amsterdam bekend te staan als de homohoofdstad van Europa. Eén op de zeven inwoners van het oude centrum is homoseksueel en er zijn tientallen cafés en discotheken die zich op homoseksuele mannen en vrouwen richten. De laatste jaren neemt het anti-homogeweld toe. Is Amsterdam nog altijd dé homohoofdstad van Europa?
Redacteur: Sjoerd Huismans
Hoeveel homo’s zijn er eigenlijk in Amsterdam?
Dat Amsterdam bekendstaat als homovriendelijke stad blijkt allereerst al uit het relatief grote aantal homoseksuelen dat in de stad woont. In het oude centrum van Amsterdam is naar schatting één op de zeven inwoners homoseksueel (twaalf tot negentien procent). Landelijk is dat één op de veertien tot één op de zeventien. De dienst Onderzoek & Statistiek (O&S) van de gemeente Amsterdam maakt die schatting op basis van het aantal personen dat met een partner van heftzelfde geslacht samenwoont.
Hoe begon de homo-emancipatie in Amsterdam?
Al in de jaren dertig verschijnt het eerste homoblad van Amsterdam: het tijdschrift Wij, uitgegeven in homocafé Bob's Bar-Bodega (voorheen The Empire, al vanaf 1911 een homocafé) in de Nes. Ook wordt de oprichting van een homo-organisatie voorbereid, maar een politie-inval maakt een einde aan die aspiraties. In 1946 wordt de Shakespeare Club opgericht, een als literatuurgezelschap verkapte homo-organisatie die een paar jaar later wordt omgedoopt tot Cultuur- en Ontspannings Centrum (COC). Het COC groeit uit tot de voornaamste Nederlandse belangenorganisatie voor lesbiennes, homo's, biseksuelen en transgenders (oftewel LGBT's).
Het COC
Wanneer eisen homoseksuelen hun plaats op?
Vóór de jaren zeventig was jezelf zo veel mogelijk aanpassen aan de heteromaatschappij de norm voor homo’s, en de lijn van het COC. Eind jaren zeventig ontstaat Roze Zaterdag, een Nederlandse versie van de Gay Pride Parade in New York. Die wordt voor het eerst gehouden in 1970, één jaar nadat de politie homobar Stonewall Inn in de wijk Greenwich Village hardhandig ontruimt en het publiek van homoseksuele mannen, lesbische vrouwen en travestieten besluit om terug te vechten (de zogeheten Stonewall-rellen, in 2013 nog genoemd in de inaugurele toespraak van president Obama als een van de belangrijke momenten in de strijd voor gelijke rechten).
Net als in andere landen (onder meer Canada, Frankrijk, Groot-Brittannië, Duitsland, België, Australië en Nieuw-Zeeland) worden ook in Nederland gelijktijdige demonstraties gehouden om te strijden voor gelijke rechten voor homoseksuelen. De eerste vindt in 1977 plaats in Amsterdam, vanaf 1979 heet deze jaarlijks terugkerende demonstratie (die zowel politiek als feestelijk is) Roze Zaterdag. Tot 1980 is Roze Zaterdag (meestal de laatste zaterdag van juni, soms de eerste van juli) altijd in Amsterdam, daarna wordt elk jaar een andere Nederlandse stad aangewezen.
Eerder zijn er al twee kleinere homodemonstraties in Nederland. Op 4 mei 1970, tijdens de Nationale Dodenherdenking op de Dam, proberen twee leden van de Amsterdamse Jongeren Aktiegroepen Homoseksualiteit (AJAH) een krans te leggen om de homoseksuele slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog te herdenken maar ze worden gearresteerd. De twee hebben roze driehoekjes op hun kleding, een merkteken dat de nazi’s gebruikten in concentratiekampen om homo’s en ‘andere zedendelinquenten’ als verkrachters en pedofielen te herkennen. Het is de inspiratie voor het homomonument dat er uiteindelijk in 1987 komt op de Westermarkt. Drie roze granieten driehoeken die samen één grote driehoek vormen, bedoeld om alle homoseksuele mannen en vrouwen die zijn vervolgd vanwege hun geaardheid te herdenken.
Vanaf 1996 wordt bovendien de Amsterdam Gay Pride jaarlijks gehouden, een nieuwe mijlpaal van het homovriendelijke Amsterdam. Hoogtepunt is elk jaar de Canal Parade, een kleurrijke optocht door de grachten. Bijna was die Canal Parade er nooit gekomen: de animo lijkt in 1996 niet erg groot en een paar weken van tevoren wil de organisatie de parade zelfs helemaal afblazen. "We hadden weinig aanmeldingen en konden ons niet voorstellen dat er mensen naar wilden kijken,” zegt organisator Sieb de Haan. Uiteindelijk wordt de Canal Parade een groot succes. In onderstaand radio-fragment blikt De Haan terug op de eerste editie:
De allereerste Canal Parade
Omroep Max - Twee Dingen, 31 jul 2014
00:00
00:00
Hoe leidde de aidsuitbraak tot een terugslag?
Hoewel het begin van de jaren tachtig voor veel Amsterdamse homo’s en homotoeristen (die met speciaal georganiseerde chartervluchten naar de stad worden vervoerd) één groot feest is dankzij de sterk toegenomen homohoreca, betekent de uitbraak van aids vanaf 1983 een terugslag.
Hoewel de ziekte – naast onnoemlijk grote ellende – leidt tot meer solidariteit in de homogemeenschap zelf, worden homo’s door een deel van de maatschappij weer met de nek aangekeken. Jan van Wijngaarden, oud-coördinator van het aidsteam, zegt in onderstaand fragment uit Andere Tijden: “Je had te maken met een risicogroep van homoseksuele mannen die net op het hoogtepunt van hun emancipatie was. Ze konden zich vrij bewegen, hoefden zich niet meer te schamen. Het taboe was eraf. Die groep wordt nu maatschappelijk neergezet als groep die een dodelijke ziekte verspreidt.”
Van Wijngaarden wijst er bovendien op dat de relatie tussen homoseksuelen en de medische stand al slecht was, omdat homoseksualiteit an sich lang gemedicaliseerd is als psychiatrische stoornis. Zo schrapt de Wereldgezondheidsorganisatie pas in 1990 homoseksualiteit van de lijst met geestesziekten. Wel wordt de homobeweging vanaf het begin actief betrokken bij de aidsvoorlichting en -bestrijding. Daardoor kunnen darkrooms en homosauna’s in Amsterdam blijven bestaan, terwijl die in andere landen tijdens de aidspaniek gesloten worden.
Hoe ontwikkelde de homohoreca zich?
Al in de achttiende eeuw weten homoseksuelen in Amsterdam welke parken en bruggen ze moeten opzoeken om elkaar te treffen. Eind negentiende eeuw zijn er bepaalde bordelen, cafés en koffiehuizen waar homoseksuelen elkaar treffen. Begin twintigste eeuw staat onder meer het eerdergenoemde The Empire aan de Nes bekend als homobar. De politie houdt gelegenheden die bekendstaan als homobarren in de gaten en trekt geregeld vergunningen in. Ook Café het Mandje aan de Zeedijk is vanaf de jaren twintig een populaire en veilige plek voor homoseksuele mannen en vrouwen – zelfs tijdens de Duitse bezetting van de stad zijn er geen politie-invallen.
Vanaf de jaren vijftig komen er steeds meer homobars en -dancings bij, die ook steeds meer buitenlandse bezoekers trekken. De reputatie van Amsterdam als homohoofdstad komt dan echt van de grond. De politie gedoogt homo-uitgaansgelegenheden voortaan en vooral de Leidsestraat, de Kerkstraat en de Warmoesstraat komen bekend te staan als homostraten. Begin jaren tachtig neemt de Reguliersdwarsstraat deze positie over.
Discomuziek beleeft zijn hoogtijdagen en in 1982 zijn er in Amsterdam 62 bars en cafés, vier sauna's, tien restaurants, veertien hotels en tien sekshuizen gericht op homoseksuelen. In de jaren negentig bloeit het homo-uitgaansleven in Amsterdam opnieuw. House en techno zijn eind jaren tachtig doorgebroken en vanaf het begin zijn deze nieuwe muziekstromingen erg populair onder homo’s. In discotheken als Roxy en iT zijn er drukbezochte, extravagante gay nights en ook de Reguliersdwarsstraat (met onder meer de razend populaire Havana) beleeft gouden tijden.
Sindsdien neemt de homohoreca in de stad af: in 2017 zijn er nog maar 22 cafés die zich speciaal op homoseksuelen richten. Volgens homohorecaondernemers is er onder de jongere generatie ook minder behoefte aan uitgaansgelegenheden die exclusief bedoeld zijn voor homoseksuelen. Hoewel festivals als Valtifest en Milkshake de extravagantie in ere houden, heeft ook de housescene in het algemeen een wat minder ‘gay’ karakter gekregen.
Nicht zijn is niet meer erg. Vroeger moesten er choquerende dingen gebeuren om te laten zien dat je er bent.
Alex Visser (horeca-uitbater)
Is Amsterdam nog steeds homohoofdstad?
De eenentwintigste eeuw kent voor Amsterdam-als-homohoofdstad een droomstart: in 2001 voert Nederland als eerste land ter wereld het homohuwelijk in. Burgemeester Job Cohen sluit persoonlijk de eerste vier homohuwelijken ter wereld in de Stopera, het stadhuis van Amsterdam. Daaronder zijn drie mannenstellen en een vrouwelijk paar. De verslaggever van NRC vergelijkt de feestelijkheden met de uitreiking van de Oscars: overal flitsen camera’s en de bruiden en bruidegoms worden als sterren onthaald.
In de daaropvolgende jaren zijn er steeds meer signalen dat de reputatie van Amsterdam als homohoofdstad op zijn retour is. Dat heeft er deels mee te maken dat andere grote Europese steden als Londen, Parijs, Barcelona, Madrid en Berlijn grote stappen zetten op het gebied van homovriendelijkheid en hippe horecavoorzieningen gericht op homoseksuelen. Omdat Amsterdam ooit zo ver voorliep, leidt de wet van de remmende voorsprong ertoe dat andere steden nu hun momentum beleven. Als een homogemeenschap plotseling de vrijheid krijgt om zichzelf te zijn, maakt dat een nieuwe energie los in een stad die na verloop van tijd onvermijdelijk afneemt. Zoals horeca-uitbater Alex Visser het rond 2000 verwoordt in uitgaansblad Slam: “Nicht zijn is niet meer erg. Vroeger moesten er choquerende dingen gebeuren om te laten zien dat je er bent. En we zijn verwend. In Nederland en zeker Amsterdam kan alles. Alles is al gebeurd.”
In 2006 blijkt uit een onderzoek van InHolland dat het gaytoerisme naar Amsterdam afneemt. Economisch nadelig, want die groep zou gemiddeld 43 procent meer uitgeven dan andere toeristen. Veel erger is dat het geweld tegen homoseksuelen toeneemt. Uit een politierapport blijkt dat tussen 2009 en 2013 het grootste deel van het anti-homogeweld in Nederland – bijna zestig procent van de gevallen – in Amsterdam plaatsvindt. 35 procent van de homoseksuele mannen voelt zich weleens onveilig in de stad, tegenover 28 procent van de lesbiennes. Het Meldpunt Discriminatie Amsterdam rapporteert bovendien een toename van discriminatie naar geaardheid.
De dienst Onderzoek & Statistiek van de gemeente noemt het in het eerder aangehaalde onderzoek opvallend dat jongere Amsterdammers negatiever over homo’s denken dan ouderen. “Dat kan betekenen dat met het ouder worden de tolerantie toeneemt, maar ook dat de opvatting de laatste jaren negatiever is geworden.” Een deel van het leeftijdseffect wordt verklaard door een andere uitkomst: niet-westerse allochtonen denken negatiever over homoseksualiteit dan autochtone Nederlanders (onder jongeren zijn meer allochtonen dan onder oudere Amsterdammers).
Aan het begin van die periode, in 2009, investeert de gemeente 1,2 miljoen euro om het imago van de stad als internationale homohoofdstad te herstellen. Dat geld gaat onder meer naar cameratoezicht in uitgaansgebieden en verbetering van de positie van oudere homo’s (die vaak geen kinderen hebben en zich niet thuis voelen in verzorgingstehuizen). Toch geeft ook stichting Amsterdam Marketing tegenwoordig toe dat Amsterdam ondanks de investeringen niet langer dé homohoofdstad van Europa of de wereld is. Een conclusie die de gayscene zelf al eerder trekt: in 2010 blijkt driekwart van de homo’s in Amsterdam van mening dat de stad niet meer de ‘Gay Capital of the World’ (een marketingslogan die in de jaren tachtig en negentig gebruikt werd) genoemd kan worden.
We moeten de publieke ruimte terugwinnen. Je ziet bijna geen homo's meer hand in hand lopen.
Siep de Haan (oprichter Canal Parade)
In het kort
Eind jaren zeventig ontstaat Roze Zaterdag, een Nederlandse versie van Gay Pride Parade New York. Vanaf 1996 wordt de Amsterdam Gay Pride gehouden. Hoogtepunt: de Canal Parade.
Het bewustzijn bloeit, het taboe is eraf. Maar begin jaren tachtig volgt een terugslag door de -tot dan onbekende- ziekte aids.
En je weet het!
Anderen het laten weten?