Hoe stevende Syrië af op een burgeroorlog?
Hoe stevende Syrië af op een burgeroorlog?
Laatste update: 12-12-2024
In de tientallen jaren voorafgaand aan de huidige burgeroorlog is Syrië volgens de regering een ‘symbool van stabiliteit’ in het Midden-Oosten. Terwijl omliggende landen, zoals Irak, Libanon en Israël, continu te maken hebben met oorlogen, is het in Syrië relatief vredig. Inmiddels zien we Syrië als het symbool van oorlog in de regio. Hoe is het zo ver gekomen? Wat moeten we weten om het conflict te begrijpen?
Redacteur: Hazem Darwiesh
Hoe is Syrië als land ontstaan?
Lange tijd behoort het gebied dat nu Syrië is tot het Ottomaanse Rijk, de voorloper van het huidige Turkije. Tijdens de Ottomaanse overheersing zijn de twee grootste handelssteden van het huidige Syrië, Aleppo en Damascus, twee onafhankelijke staten met hun eigen handelsgebieden die continu met elkaar in conflict zijn.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog strijden de Fransen en de Britten in de regio tegen de Turken. De Grootsjarif Hossein bin Ali van Mekka sluit zich bij de Britten aan en leidt de Arabische Opstand voor één Arabische staat, waarin alle Arabieren samenleven. Syrië moet onderdeel worden van dat grote Arabische rijk. Dat blijkt alleen niet te lukken in Syrië, want er wonen veel verschillende bevolkingsgroepen met verschillende geloven en nationaliteiten.
Nadat het Ottomaanse Rijk verslagen is, wordt het gebied toegewezen aan de Fransen. Aleppo en Damascus worden uit hun omgeving losgetrokken en samengevoegd in één land.
Uiteindelijk wordt Syrië in 1946 onafhankelijk van de Fransen. Syrië heeft dan een parlementair systeem, democratische verkiezingen en een bepaalde mate van vrijheid in de pers en de maatschappij, maar eigenlijk kent het land in haar gehele geschiedenis geen periode van politieke stabiliteit.
Welke conflicten kent Syrië sinds de onafhankelijkheid in 1946?
De verschillende nationaliteiten, geloven en bevolkingsgroepen vormen geen eenheid. En er heerst onderling wantrouwen, wat zorgt voor politieke onrust. Al snel na de onafhankelijkheid leidt het Syrische leger een nederlaag tijdens de Arabisch-Israëlische oorlog in 1948. Dit versterkt de politieke onrust in het land, wat ruimte biedt voor het plegen van militaire staatsgrepen, die beginnen in 1949. De plegers van de staatsgrepen beweren het beste voor te hebben met alle Syriërs, maar in werkelijkheid spelen klassenverschillen, regionale conflicten en internationale belangen een belangrijke rol.
Daarnaast zijn er ook tegengestelde internationale machten ontstaan na de Tweede Wereldoorlog. De Verenigde Staten en de Sovjet-Unie proberen Syrië naar hun invloedssfeer te slepen tijdens de Koude Oorlog.
Na de onafhankelijkheid vormt een elite van handelaren en rijken in de afzonderlijke steden eigen politieke partijen: de Nationale Partij voor Damascus en de Volkspartij voor Aleppo. Deze twee partijen blijken onvoldoende in staat aan te sluiten bij de nieuwe realiteit van de Syrische staat of bij een van de internationale allianties in de regio. Terwijl de Nationale Partij voor Damascus een alliantie met Saoedi-Arabië wil, wil Aleppo’s Volkspartij een samenwerking met Irak om de oude glorie van Aleppo terug te krijgen.
Tegelijkertijd wordt de bevolking van het Syrische platteland genegeerd, net als de verschillende minderheden. Zij sluiten zich aan bij het leger of de verschillende niet-religieuze partijen die in deze periode opkomen en dan vooral bij de Ba’ath Socialistische Arabische Partij, die we nu kennen als de partij van de voormalige Syrische president Bashar al-Assad.
In de jaren 50 is het Arabisch nationalistische sentiment sterk in de Arabische wereld door het conflict met Israël en de opkomst van de Egyptische president Nasser. De politieke klasse uit Syrië streeft naar eenheid met Egypte, wat eigenlijk een soort ontsnapping uit hun eigen situatie is. Deze stap wordt door de meerderheid geaccepteerd. De Syrische bevolking is uitgeput van de conflicten en ze zien de eenheid als een manier om zich te verbergen achter Egypte tijdens deze onrustige periode.
In 1958 gaan Syrië en Egypte een politieke unie aan en vormen zo één land, de Verenigde Arabische Republiek. De drie jaren dat Syrië en Egypte één zijn – tussen 1958 en 1961 – loopt voor Syrië uit op een ramp. De Egyptische president Nasser blijkt een dictator te zijn en Syrische politieke partijen en burgers hebben niets te zeggen. Hij onderdrukt en vervolgt tegenstanders en installeert een veiligheidsregime met een wreed beleid dat Syrië tot dan nog nooit heeft gekend. Daarnaast voert hij economische hervormingen door zoals nationalisering van de industrie en landbouw. Dit zorgt ervoor dat de handel in Aleppo en Damascus instort met grote sociale en economische gevolgen. Dit alles verergert de situatie van Syrië: het put de burgers uit en vergroot de onderlinge angsten tussen bevolkingsgroepen en sociale klassen.
Hoe komen de Assads aan de macht?
In 1961 eindigt de eenheid tussen Syrië en Egypte met een militaire staatsgreep, waarbij de macht teruggeven wordt aan de burgers. In het begin komt iedereen op adem, maar al snel laait het interne politieke conflict van vóór de eenwording met Egypte weer op. In die tijd zijn er veel geruchten over de mogelijke verdeling van Syrië tussen Aleppo en Damascus. Daarom duurt het niet lang voor de Ba’ath Socialistische Partij, waarbij verschillende minderheden zich hebben aangesloten om zich te verzetten tegen de eigenwijze en wanhopige soennitische politieke elites in Aleppo en Damascus, een eerste staatsgreep pleegt op 8 maart 1963.
Een van de meest opvallende kenmerken van deze staatsgreep is het instellen van een noodtoestand die alle vrijheden in het land onderdrukt, het politieke systeem vernietigt en een onderdrukkend politieapparaat en geheime diensten opzet die tijdens de heerschappij van de Assad-familie blijven bestaan.
De staatsgreep van de Ba’ath-partij in 1963 wordt gevolgd door verschillende staatsgrepen binnen dezelfde partij. Terwijl de soennitische meerderheid in Aleppo en Damascus met elkaar in conflict is, vergroot de alawitische minderheid, die oorspronkelijk langs de Syrische kust rondom de steden Latakia en Tartous woont, haar invloed in het Syrische leger. De laatste staatsgreep is die van Hafez al-Assad. Hij is sinds 1966 minister van Defensie en op zijn hoede voor alawitische rivalen binnen de partij en het leger. Daarom grijpt hij in 1970 de macht.
Hoe gaat het met Syrië onder het bewind van Hafez al-Assad?
Hafez al-Assad behoort tot de alawitische minderheid, een islamitische stroming die voortkomt uit het sjiisme. Doordat hij nu de macht heeft, kan hij de soennieten in de politiek, die in de meerderheid zijn, op non-actief stellen. Later zal Hafez al-Assad hen zelfs in die rol niet langer accepteren. Hij begint de soennieten op alle mogelijke manieren te onderdrukken en te verwijderen uit elke actieve positie binnen het leger, de nationale veiligheid of de regering. Wel blijven de posten van de minister-president en de minister van Defensie gereserveerd voor de soennieten. Dit is symbolisch, hun rol is beperkt en zij kunnen niets betekenen voor de soennitische gemeenschap.
De onderdrukking van Assad in de jaren 70 is niet alleen gericht tegen de soennieten, maar tegen alle seculiere politieke formaties die hem tegenstaan. Communisten, Syrische nationalisten en ook kritiek vanuit zijn eigen Ba’ath partij drukt hij de kop in.
De handelaren uit Aleppo en Damascus, nog steeds de belangrijkste economische gebieden, behoren tot de soennitische meerderheid, maar houden zich op dat moment stil en zijn voorzichtig om Assad niet uit zijn tent te lokken. Zij proberen hun zakelijke belangen (waar Assad direct of indirect ook belang bij heeft) te behouden.
Hafez al-Assad
In diezelfde periode misbruikt de Moslimbroederschap, die tot de jaren 70 een kleine rol speelt in het politieke leven van Syrië, Assads onderdrukking van de soennitische gemeenschap om zijn invloed op de soennitische jeugd te vergroten. Vooral in de steden van Hama, Aleppo en Damascus. In 1979 begint de gewapende opstand van de Moslimbroederschap tegen Assad en zijn systeem.
Assad reageert met hardhandig optreden. Niet alleen tegen de Moslimbroederschap, maar ook tegen de soennitische gemeenschap. Er zijn willekeurige arrestaties, mensen verdwijnen om onbekende redenen, worden gedood vanwege hun identiteit en er vinden afschuwelijke bloedbaden binnen en buiten de gevangenissen plaats.
De opstand eindigt in 1982 met de overwinning van Assad na het wreed neerslaan van de opstand in Hama. Bij deze belegering en bijna totale vernietiging zijn minstens 30.000 mensen gedood – wat nog altijd gezien wordt als een van de ergste bloedbaden uit de geschiedenis van Syrië.
Nu Hafez al-Assad heeft laten zien wat er gebeurt wanneer hij tegenstand krijgt, leeft de bevolking in angst en houdt ze zich gedeisd. Vanaf dat moment is Syrië volgens het regime het “symbool van stabiliteit” in de regio. In dezelfde periode vindt een totale machtsuitsluiting van de soennieten plaats en verspreidt de corruptie zich in alle overheidssferen, inclusief het leger.
Hoewel de economische situatie op het platteland verslechtert, hanteert de overheid nog wel altijd een sociaaleconomisch beleid dat de armen en de middenklasse in de steden beschermt tegen volledige armoede, bijvoorbeeld door de prijzen van onder andere brood, suiker en rijst laag te houden. Hiermee waarborgt Hafez inderdaad een bepaalde vorm van stabiliteit.
Verandert er iets wanneer Bashar al-Assad aan de macht komt?
In 2000 overlijdt Hafez al-Assad en verschijnt zijn zoon Bashar al-Assad op het toneel. Met deze nieuwe president gaat een voorzichtige zucht van opluchting door het land, met name bij de soennitische meerderheid. Mensen hopen dat Bashar een proces van openheid en uitgebreide hervorming in het land zal gaan leiden. Deze hoop ontstaat vooral door zijn eerste toespraak op 17 juli 2000, waarin Bashar benadrukt dat "democratisch denken gebaseerd is op de basis van acceptatie van elkaars mening. Hij noemt het “een tweerichtingsweg".
Bashar al-Assad
De 'Lente in Damascus' begint met verhitte politieke en intellectuele debatten in de pers, culturele fora en met een beperkte vrijlating van politieke gevangenen. Maar deze 'lente' eindigt alweer snel: in februari 2001 vinden er arrestaties van oppositie-intellectuelen plaats en alle intellectuele fora en opkomende kranten moeten sluiten. Sindsdien is van alle beloften van verandering die door Bashar al-Assad zijn gedaan niets terecht gekomen.
Bashar wil een economische hervorming doorvoeren, waarbij het regime het Westerse economische liberalisme zal aannemen. Volgens dit plan krijgt de rijke klasse in het land allerlei privileges waar Bashar zelf van meeprofiteert. Bij deze hervorming hoort ook het verhogen van de prijzen van basisbehoeften, zoals brood, suiker en brandstof. Dit is de laatste druppel die de emmer doet overlopen. De rijken worden rijker, terwijl de armen en de middenklasse steeds armer worden. Dit versterkt de scheiding tussen verschillende groepen in de Syrische samenleving en de onvrede over het beleid van de familie Assad. Deze maatregel luidt dan ook het einde van het Syrische ‘symbool van stabiliteit’ in.
Tientallen jaren heeft het bewind van de Assads deze boodschap van stabiliteit gebruikt als rechtvaardiging voor het autoritaire bewind en de corruptie. Al die jaren dwingt de overheid Syriërs afstand te doen van alle rechten. Wanneer de bevolking niet luistert, wordt er met een stok gezwaaid om iedereen te herinneren aan de verschrikkelijke dagen van repressie die de Syriërs in het begin van jaren 80 hebben beleefd.
Wanneer breekt de Syrische Burgeroorlog uit?
In maart 2011 is het genoeg geweest en laten Syriërs zich niet langer onderdrukken door hun president. Syriërs, met name in plattelandsgebieden, die al meer dan vijf decennia door het regime economisch zijn uitgebuit en doelgericht onderdrukt worden hebben niets meer te verliezen.
Onder invloed van de Arabische Lente, waarbij de bevolking van buurlanden als Tunesië en Egypte eind 2010 haar regime begint te ondermijnen, gaan daarom ook Syriërs de straat op om te protesteren tegen Bashar al-Assad. De vreedzame protesten worden hard neergeslagen. Het is het begin van een bloedige burgeroorlog, waarin honderdduizenden Syriërs omkomen en nog eens miljoenen mensen op de vlucht slaan.
In het kort
Tot 1920 behoort het gebied wat nu Syrië is het tot het Ottomaanse Rijk. Na een korte overheersing door de Fransen, wordt Syrië in 1946 onafhankelijk.
Al in 1948 leidt Syrië een nederlaag tijdens de Arabisch-Israëlische oorlog. Daarna volgt een reeks van militaire coups en een korte periode van eenheid met Egypte, wat achteraf een ramp vor Syrië blijkt te zijn.
In 1963 komt de Ba’ath Socialistische Partij, de partij van de Assads, door een militaire coup aan de macht. In 1970 grijpt Hafez, de vader van de huidige president Bashar al-Addad de macht.
In de periode dat Hafez al-Assad aan de macht is, is er een grote mate van onderdrukking plaats tegenover iedereen die tegen hem is. Het bloedbad in Hama in 1982 is een verschrikkelijk voorbeeld van het handelen van Hafez.
Wanneer Bashar in 2000 vanwege het overlijden van zijn vader aan de macht komt, is er eerst optimisme. Maar al snel blijkt dat er van de verandering die Bashar belooft, niets terecht komt.
In maart 2011 gaan veel Syriërs de straat op om te protesteren tegen Bashar al-Assad. De protesten worden hard neergeslagen. Het is het begin van een bloedige burgeroorlog.
En je weet het!
Anderen het laten weten?