Wat maakt Wenen hoofdstad van de klassieke muziek?
Wat maakt Wenen hoofdstad van de klassieke muziek?
Laatste update: 26-04-2024
Op geen enkele plek ter wereld rijden zoveel treinen die genoemd zijn naar componisten. Vanaf Wien Hauptbahnhof rijdt de Mozart naar München, de Léhar naar Boedapest, de Puccini naar Ancona. Hoe kon het Oostenrijkse Wenen uitgroeien tot kruispunt en hoofdstad van de klassieke muziek?
Redacteur: Joost Galema
Waar kennen wij het klassieke Wenen van?
Op 1 januari kijken wereldwijd zo’n vijftig miljoen mensen op televisie naar het traditionele nieuwjaarsconcert vanuit de Musikverein in Wenen. Dan luiden de Wiener Philharmoniker een nieuw jaar in met walsen. En die spelen ze als geen ander, weet Anneleen Lenaerts, de Vlaamse harpiste van het beroemde orkest. “Toen ik werkte in München - vierhonderd kilometer westelijker - repeteerden we die werken met de beroemde dirigent Mariss Jansons. ‘Acht,’ verzuchtte hij, ‘niemand kan ze zo spelen als de Weners.’ Wij geloofden hem niet, maar het is waar. Bij de Weners stroomt klassieke muziek door de aderen.”
Veel mensen buiten Europa kennen Wenen niet anders dan de plek van het nieuwjaarsconcert. Maar wie er op bezoek komt, merkt dat de klassieke muziek overal in het stadsbeeld terugkomt. In de stoepen liggen stervormige tegels met de namen van legendarische componisten, dirigenten en solisten. Het doet denken aan de Walk of Fame langs Hollywood Boulevard in Los Angeles. Alleen beperken deze sterren zich in Wenen niet tot één stoep, maar liggen ze kriskras door de binnenstad. En dan zijn er ook nog de vele standbeelden, de straten en pleinen, genoemd naar componisten. De huizen met plakkaten in de muur gemetseld die vertellen welke muzikale grootheid hier eens woonde: Haydn, Mozart, Schubert, Brahms, Strauss of Beethoven. Alleen die laatste verhuist al meer dan zestig keer in de stad. Wenen ademt klassieke muziek.
Hoe groeit Wenen uit tot muzikale hoofdstad van Europa?
Voor die vraag moeten we wat dieper en breder de historie in. Alles wat te horen is in de concertzalen tot en met begin twintigste eeuw noemen we klassiek. Pas rond die tijd komen er nieuwe genres, vanuit Amerika komt de jazz en van daaruit ontwikkelt zich de pop. Klassiek heeft het niet meer voor het zeggen: zij moet het podium delen met anderen, die al snel veel populairder worden. De muziekgeschiedenis valt uiteen in verschillende perioden. De afgelopen zes eeuwen bestaan uit: de renaissance (1400-1600), barok (1600-1760), klassiek (1760-1820), romantiek (1820-1910), twintigste eeuw, en eigentijds. Van die stijlen duurt de klassieke dus slechts kort, maar de componisten uit die tijd hebben grote invloed op hun navolgers.
Tot en met de barok is het landschap divers: elk land, streek of stad kent zijn tradities. Ook in de kunst. Naties zoals wij die nu kennen, bestaan nog niet. In Italië beconcurreren Florence, Rome, Venetië en Napels elkaar, in Duitsland Dresden, Hamburg en Berlijn.Elke stad heeft eigen muziek. En die is ‘eigentijds’. Componisten van toen zouden gek opkijken dat wij hun werk nu nog spelen. Hun stukken worden in het hier en nu geschreven, niet voor de eeuwigheid.
Neem Antonio Vivaldi, van wie we allemaal de Vier Jaargetijden kennen. Hij is hopeloos uit de mode in zijn eigen Venetië. Rond 1740 besluit hij te vertrekken naar Wenen. Daar woont keizer Karel VI die van zijn muziek houdt, weet hij. Maar nog voor hij daar aankomt, sterft de vorst. Plotseling zit niemand meer op Vivaldi te wachten. Hij sterft in armoede. In het jongenskoor, dat zingt bij zijn begrafenis, zit een negenjarig ventje, van wie we later nog zullen horen: zijn naam is Joseph Haydn. Na Vivaldi’s dood speelt niemand zijn muziek meer. Want er komen dagelijks nieuwe stukken. De samenleving wil vooruit, mensen hebben geen behoefte om terug te kijken. Vivaldi wordt pas herontdekt in de eerste helft van de twintigste eeuw. Hij heeft mazzel. Want van zijn muziek blijven partituren bewaard. Met veel andere bladmuziek maken de mensen gewoon de kachel aan.
Goede kunst en vooral muziek verspreidt zich wel over Europa in de achttiende eeuw. Koningen, adel en kerken nemen graag kunstenaars en componisten in dienst, want die scheppen een schoonheid waarmee je kan pronken. Bijna iedereen die reist van noord naar zuid, of van oost naar west, belandt vroeg of laat in Wenen. Daar zetelen de Habsburgers, een van machtigste vorstenhuizen in Europa, heersers over het Heilige Roomse Rijk. De keizer Jozef II is bovendien een hartstochtelijk muziekliefhebber. En dat geldt ook de omvangrijke adellijke kringen rondom hem. Een componist met ambities vertrekt halverwege de achttiende eeuw naar Wenen, zoals filmacteurs tegenwoordig naar Hollywood gaan en nerds naar Silicon Valley. Vanuit Rorhau komt Haydn, vanuit Salzburg Mozart, en vanuit Bonn Beethoven.
Welke componisten zetten Wenen op de muzikale wereldkaart?
Een paar van de grootste componisten uit de geschiedenis verzamelen zich in de Oostenrijkse hoofdstad, en worden het gezicht van de klassieke stijl. Als de oudste onder hen groeit Joseph Haydn uit de oervader van deze periode. Hij bedenkt enkele nieuwe muziekvormen: het strijkkwartet en de symfonie. Wonderkind Wolfgang Amadeus Mozart noemt hem liefkozend ‘Papa Haydn’. Hij heeft het vermogen om Haydns uitvindingen naar een hoger plan te tillen.
Vlak na Mozarts vroege dood - op zijn vijfendertigste - komt vanuit het Duitse Bonn een ander muzikaal genie naar Wenen: Ludwig van Beethoven. Hij ontketent een muzikale revolutie: niet langer streeft hij als componist een goddelijke orde na, maar zijn werk gaat over de mens en de eeuwige worsteling met het bestaan. Hij wijst musici de weg naar de Romantiek, waarin niet God, maar wijzelf en onze verlangens centraal staan. In de schaduw van dit drietal werkt Franz Schubert, een in zijn tijd miskend talent die postuum vooral roem oogst als liederencomponist. Hij zet beroemde gedichten van tijdgenoten op muziek. Schubert maakt zo’n zeshonderd liederen en is de singer-songwriter van begin negentiende eeuw.
Deze vier componisten krijgen later de naam de Eerste Weense School. Zij leggen de basis voor de klassieke stijl. De vormen die dat oplevert - sonate, strijkkwartet en symfonie - zullen andere componisten nog eeuwen gebruiken, verfijnen en vernieuwen.
De Eerste Weense School
De Nederlandse diplomaat Gottfried van Swieten speelt een grote rol in het Weense muziekleven in de tijd van Haydn, Mozart en Beethoven. Hij geniet aanzien in de stad, omdat zijn vader de hofarts van keizerin Maria Theresia - moeder van Jozef II - is. Na de nodige omzwervingen door Europa keert zoon Gottfried van Swieten terug in Wenen. Hij verzamelt oude muziekmanuscripten. Zo laat hij Weense componisten kennismaken met belangrijke componisten van voor hun tijd. Van Swieten werpt zich op als muzikale weldoener: hij geeft geld, bestelt nieuwe werken, organiseert concerten met zijn adellijke vrienden, en schrijft en vertaalt ook teksten voor twee grote oratoria van Haydn: Die Schöpfung en Die Jahreszeiten.
Waarom worden de componisten uit Wenen zo beroemd?
Zoals gezegd valt veel barokmuziek aan de vergetelheid ten prooi. Waarom blijft dat lot Haydn, Mozart en Beethoven bespaard? Dat heeft te maken met een maatschappelijke ontwikkeling. De moderne mens verdiept zich in grote meesterwerken uit de geschiedenis. Maar de achttiende-eeuwer kijkt alleen vooruit. Pas rond 1800 wordt er voor het eerst teruggeblikt - dus net op het hoogtepunt van de klassieke tijd. Dat betekent dat componisten van wie de naam vers in het geheugen ligt een plek krijgen in het historische bewustzijn. En dat zijn de drie Weense klassieken: Haydn, Mozart en Beethoven.
In die tijd beginnen bibliotheken - behalve boeken - ook muziek te verzamelen. Voor veel manuscripten komt die stap te laat. Van de barokcomponist Johann Sebastian Bach gaat bijvoorbeeld veel werk verloren. Na de dood van zijn zonen, die het nodige bewaren, valt zijn nalatenschap uiteen. Handschriften belanden in particuliere handen. In een brief beschrijft de dichter Johann Wolfgang von Goethe hoe in zijn woonplaats Weimar het huis van een organist afbrandt, een verzamelaar die zijn Bach-originelen in vlammen ziet opgaan. Zulke rampen versterken het bewustzijn dat de muzikale meesterwerken uit het verleden ergens moeten worden veiliggesteld. Overal in Europa worden daarna muziekcollecties opgebouwd. En de eersten die daarin terecht komen, zijn de klassieken.
In Leipzig komt aan het begin van de negentiende eeuw bovendien opnieuw een muzikaal wonderkind ter wereld: bankierszoon Felix Mendelssohn. Deze jongeling componeert niet alleen, maar hij wil als dirigent eveneens de oude muziek weer op de concertpodia laten horen. Hij laat de doden herleven. Niet enkel het heden telt, maar ook het verleden.
Orkesten overal in Europa blijven Haydn, Mozart en Beethoven spelen. De mensen krijgen niet de kans om hen te vergeten. Zo groeit het drietal uit tot de eerste onsterfelijken onder de componisten.
Hoe ging het verder met de muziek in Wenen?
In Wenen wordt het niet meer stil. Ook na de dood van de grote drie blijft de stad een trekpleister voor componisten. De Duitser Johannes Brahms gaat er wonen. De wereld ziet in hem de opvolger van Beethoven. Brahms vindt het moeilijk om met zo’n grootheid vergeleken te worden. Is zijn werk wel goed genoeg? Wanneer hij na twaalf jaar worstelen eindelijk zijn Eerste Symfonie voltooit, krijgt die de bijnaam ‘De Tiende van Beethoven’.
Beethoven heeft met zijn negen symfonieën zoveel indruk gemaakt, dat sommige componisten bang zijn dat ze er niets meer aan kunnen toevoegen. Maar dat blijkt onzin. In Wenen zelf staan Anton Bruckner en Gustav Mahler op. Zij geven de symfonie nieuwe en grotere dimensies. Zij bouwen vooral de omvang van het orkest en van de klank uit; het muzikale ‘huis’ van Beethoven verandert in een kathedraal. De Habsburgers beheersen grote delen van het midden en oosten van Europa. En Wenen ligt daar als een culturele en intellectuele magneet in.
Niet alleen de grote orkestwerken boeien het publiek. Er zijn de dansen uit de balzalen van de adel, die ook populair zijn bij het gewone volk. De familie Strauss introduceert de Weense wals: speelse en korte stukken. Tegenwoordig halen veel klassieke muziekliefhebbers er hun neus voor op, maar destijds oogsten die dansen veel bewondering. Als de oude Brahms de beginnoten onder ogen krijgt van An die schönen blauen Donau van de ‘walsenkoning’ Johann Strauss junior schrijft hij eronder: ‘Helaas niet van mij.’ Dit werk van Strauss geldt in Oostenrijk als een soort tweede volkslied.
Begin twintigste eeuw doet zich in Wenen een nieuwe muzikale revolutie voor, die bekendheid krijgt als de Tweede Weense School. De componisten Arnold Schönberg, Alban Berg en Anton Webern leggen het fundament voor een heel nieuwe vorm van klassieke muziek. Ze schuiven oude principes terzijde, zoals het motto van Mozart dat muziek altijd het oor moet behagen. Hun experimenten gaan niet meer uit van een mooie melodie.
Het grote Oostenrijk valt na de Eerste Wereldoorlog uiteen. Twee keer vecht het land in de twintigste eeuw aan de verliezende kant. Donkere wolken pakken zich samen boven Wenen. Het verliest veel, maar niet zijn muzikale hart. De stad is voor veel musici nog altijd onweerstaanbaar. ‘Hier hoef ik me nooit te verantwoorden dat ik klassiek musicus ben’, zegt de Nederlandse celliste Irene Kok, die in Wenen studeert. ‘Als ik thuis met mijn instrument op de rug winkel in de supermarkt, dan ergeren mensen zich aan mij. In Wenen komen ze naar me toe en wensen me een gelukkig leven, of ze staan voor me op in de tram. In Nederland bekijken mensen me meewarig, in Wenen zijn ze vol bewondering.
Voor de Weners is klassieke muziek dagelijks brood.
In het kort
Klassieke muziek komt overal in het stadsbeeld van Wenen terug. Van tegels met daarop de namen van legendarische dirigenten en solisten tot de vele standbeelden en straatnaambordjes van onder andere Haydn, Mozart, Schubert, Brahms, Strauss en Beethoven.
Muziek verspreidt zich over Europa. Koningen, adel en kerken pronken graag met de schoonheid die kunstenaars en componisten met zich mee brengen. Bovendien houdt de keizer van Wenen, Jozef II, ontzettend van muziek wat ervoor zorgt dat een componist met ambities in de achttiende eeuw vertrekt naar Wenen.
Zoals wij ons nu verdiepen in meesterwerken uit de geschiedenis kijkt men in de achttiende eeuw alleen maar vooruit. Pas rond 1800 wordt teruggeblikt en componisten van die tijd krijgen een plek in het pantheon. Dat maakt de drie Weense klassieken: Haydn, Mozart en Beethoven.
Ook na de dood van de drie klassieken trekken nieuwe, grote componisten naar Wenen, waaronder Johannes Brahms, Anton Bruckner en Gustav Mahler.
Na de Eerste Wereldoorlog verliest Oostenrijk veel, maar niet zijn muzikale hart. Voor musici is de stad nog steeds onweerstaanbaar.
En je weet het!
Anderen het laten weten?