Waar komt opera vandaan?
Waar komt opera vandaan?
Laatste update: 26-04-2024
Bij het woord opera komt bij veel mensen direct het beeld naar boven van een oversized diva, die zeer hoog en hard aan het zingen (of eigenlijk schreeuwen) is. Wat is deze kunstvorm, waar komt hij vandaan en is hij met zijn tijd meegegaan?
Hoe is opera ontstaan?
De wieg van opera staat in het laat zestiende-eeuwse Italië. Hier komt een clubje vooraanstaande intellectuelen bij elkaar om te praten over drama. Zij worden Camerata genoemd. In deze tijd worden nog klassieke drama’s uitgevoerd. Een van de overtuigingen van de Camerata is echter dat de klassieke tragedie niet gesproken werd, maar gezongen. Vanuit deze overtuiging ontwikkelt zich een nieuwe muzikale stijl. De gebruikelijke stijl schrijft namelijk veel polyfonie voor, dat wil zeggen dat er veel melodieën door elkaar heen lopen. Dit levert erg mooie muziek op, maar maakt de tekst wel nagenoeg onverstaanbaar. Omdat de tekst zeer belangrijk is bij een tragedie, komt er de monodie. Monodie is de gedachte dat je een zanglijn hebt, begeleid met akkoorden.
Wat was de eerste opera?
Op de monodie-manier schrijft Claudio Monteverdi aan het begin van de zeventiende eeuw zijn eerste werken. Zijn opera L’Orfeo wordt algemeen beschouwd als de geboorte van opera. Het stuk is gebaseerd op de mythe van Orpheus en Eurydice. De opera begint fijn: het is een vreugdevolle situatie waarin Orpheus en zijn geliefde Eurydice bij elkaar zijn. Het geluk van dit duo is echter van korte duur. Eurydice wordt gebeten door een slang en belandt in de onderwereld. Orfeo is echter een begenadigd musicus, hij besluit naar de onderwereld af te dalen om Hades al zingend te smeken om zijn geliefde terug te krijgen. Na een ontroerend gezang besluit Hades om in te stemmen met Orfeo’s verzoek: Eurydice zal hem uit de onderwereld volgen, maar alleen als hij niet omkijkt. Wanneer Orfeo bijna de onderwereld uit stapt, twijfelt hij of Eurydice volgt en kijkt hij toch achterom. Het onomkeerbare noodlot slaat toe: Eurydice blijft in de onderwereld. De zangers en zangeressen kunnen hier helemaal los gaan om deze smarten te bezingen.
Is opera een Italiaans feestje?
Opera is groot geworden in Italië. In eerste instantie is het een aangelegenheid voor de adel, maar spoedig wordt het ook een kunstvorm voor het grote publiek. De opera richt zich niet enkel meer op Griekse tragedies, maar ook op historische verhalen. Zo schrijft Claudio Monteverdi in 1643 zijn L’incoronazione di Poppea, over de pogingen van Poppea om door de Romeinse keizer Nero gekroond te worden tot keizerin van het Romeinse Rijk.
Deze ontwikkelingen gaan niet geheel onopgemerkt voorbij in de rest van Europa. In deze tijd is het namelijk gebruikelijk voor welgeleerde mannen om een reis te maken naar Italië en Griekenland. Op deze manier komen Italiaanse invloeden ook buiten de grenzen terecht. Zo komt de Duitser Heinrich Schütz in Venetië in aanraking met de muziek van de componistenfamilie Gabrieli en brengt hij deze Italiaanse invloeden mee terug naar zijn thuisland.
Een ander pad van internationale contacten gaat via de hofhouding. Zo wordt bijvoorbeeld de Italiaan Jean-Baptiste Lully aangenomen als een garçon de chambre – een lid van de hofhouding – om Anne Marie Louise d’ Orleans, een nichtje van Lodewijk XIV, Italiaans te leren. Hier krijgt Lully de kans aan het Franse hofleven deel te nemen en van verschillende culturele activiteiten te proeven. Hij ontwikkelt zichzelf tot een begenadigd violist en van garçon de chambre groeit hij uiteindelijk uit tot hofcomponist bij zonnekoning Lodewijk XIV. Zo brengt hij de Italiaanse operastijl in Frankrijk en in Franse opera’s: de Italiaanse opera wordt als het ware geïmporteerd in Frankrijk. En in de loop der tijd gaan ook componisten in Engeland, Spanje, Zweden, Tsjechië en zelfs in Nederland opera's schrijven.
Lully wordt ook dirigent en overlijdt later door dat beroep. Hij gebruikt een staf om met de maat van de muziek mee te slaan. Op een gegeven moment slaat hij per ongeluk met zijn staf in zijn voet. Deze wond gaat ontsteken, wat in die tijd nog nauwelijks effectief behandelbaar is.
Spelen er altijd fysiek stevige Viking-vrouwen in opera?
In veel populaire media is het beeld van een fysiek stevige zingende vrouw, die over een groot orkest heen krijst, het grootste stereotype van opera. Er is zelfs een Engels gezegde dat nu nog gebruikt wordt: "It ain’t over till the fat lady sings", wat zoiets betekent als "Zolang het niet afgelopen is, kan er nog van alles gebeuren." Dit gezegde wordt voornamelijk gebruikt bij sportwedstrijden.
Het blijkt een hardnekkig cliché, opera’s zijn er namelijk in allerlei vormen en maten, geschreven voor orkesten van afwisselend tussen de acht en 110 musici, met een grappig of droevig verhaal en met zangers met een grote, luide stem of juist een lichtere stem. Het cliché verwijst echter wel naar een specifieke opera: Der Ring des Nibelungen van Richard Wagner.
Der Ring des Nibelungen is een zeer bijzondere opera. Hij wordt in het midden van de negentiende eeuw geschreven en hij is in veel opzichten een revolutionair werk. Ten eerste is het een opera die ongeveer vijftien uur duurt (verspreid over vier dagen) en er is een orkest van ongeveer 110 musici (exclusief zangers) voor nodig. Alsof dit nog niet maximaal genoeg is, is er ook nog eens een speciaal theater gebouwd voor deze opera, in het Duitse plaatsje Bayreuth.
Een ander opmerkelijk feit is dat de opera teruggrijpt op oude Germaanse legenden en sagen. Het verhaal speelt zich af in een wereld vol met reuzen, dwergen en draken, en dat al voordat Lord of the Rings bedacht werd. Een van de hoofdpersonages is Brünnhilde, de dochter van oppergod Wotan en een van de Valkyren.
De rol van Brünnhilde is zeer zwaar: ze staat namelijk bij deze opera enkele uren op het toneel en moet zich (zonder microfoon) verstaanbaar maken boven het enorm grote orkest uit. Aan het slot zingt ze ook nog eens een aria van twintig minuten voordat ze zichzelf in de Rijn stort en de opera eindigt. Dat alles vergt een enorme lichamelijke inspanning en een krachtige stem. Wanneer je dan de outfit van een Valkyre combineert met een enigszins fysiek stevige vrouw, is het stereotype geboren. Dit beeld is de laatste decennia echter wel wat veranderd.
Worden er vandaag de dag nog opera’s geschreven?
Een andere misvatting: opera is een genre uit de geschiedenis en alle componisten zijn overleden. Tot vandaag de dag worden grote historische verhalen bewerkt tot een operavoorstelling. Onlangs schreef Philip Glass bijvoorbeeld nog een opera over het leven van tekenaar Walt Disney: The perfect American.
Opera heeft de mogelijkheid om van normale gebeurtenissen zeer heldhaftige of meeslepende verhalen te maken. Muziek speelt sterk met gevoelens en deze gevoelens bepalen hoe we een beeld (of toneelspel in dit geval) waarnemen. Neem bijvoorbeeld de opera Nixon in China van John Adams. Dit gaat over het staatsbezoek van de Amerikaanse president Richard Nixon aan de Chinese leider Mao-Zedong in 1972. Deze historische gebeurtenis stelt Adams voor als een eerste ontmoeting tussen Oost en West in de Koude Oorlog. In de openingsscène komt er een groot vliegtuig het toneel op gereden. Wat dit beeld nog krachtiger maakt, is de fanfare-achtige muziek die bij de opkomst gespeeld wordt, waardoor de opkomst van Nixon nog een extra sterke lading krijgt. Opera is dé manier om dit over te brengen.
Ook hier geldt echter dat niet het gehele operagenre over een kam geschoren kan worden. In de twintigste eeuw is opera namelijk ook bezig geweest zichzelf opnieuw uit te vinden. In de begintijd zijn het Griekse tragedies die uitgevoerd worden. Later verandert dit naar meer algemene thema’s, maar altijd met een verhaallijn. In de twintigste eeuw ligt ook deze constante niet meer vast. In de opera Wozzeck van Alban Berg (1885-1935) is er bijvoorbeeld wel een verhaal, maar dat wordt niet continu verteld. Het gaat over een soldaat die compleet gek wordt. Dit effect wordt extra duidelijk doordat er steeds fragmenten van het verhaal door elkaar verteld worden. Op deze manier word je als kijker extra meegenomen in het verhaal en de waanzin waar deze man last van heeft.
Nog verder gaat Philip Glass in zijn opera Einstein on the Beach. Hier laat hij het principe van een verhaal helemaal los. De basis van het libretto (dat is de tekst van de opera) is het leven van Einstein, maar het is niet een volledige weergave van zijn biografie. Het is slechts een weergave van de populaire beeldvorming van Albert Einstein: de beroemde, vioolspelende, briljante natuurkundige.
Het is een opera die vierenhalf uur duurt. Het stuk bevat geen pauze en het publiek is vrij om binnen te komen of te gaan. Tijdens de première hebben alle toeschouwers de volledige opera roerloos uitgezeten. Een opvoering van Einstein on the Beach is bijna een meditatieve ervaring. Het is een van de boegbeelden van de minimal music-stroming, die gezien wordt als een soort voorloper van de house- en dancemuziek. De structuur van de muziek baseert zich voornamelijk op herhaling en muzikale ontwikkeling over lange tijdspanne.
Conclusie
Opera is een genre dat altijd in beweging is geweest en dat over werkelijk van alles (of niets) kan gaan. Vanuit de praktijk van het bezingen van Griekse tragedies wordt het een exportproduct, waardoor in allerlei landen operacultuur ontstaat. In de negentiende eeuw gaat dit met immense orkesten en oversized zangeressen, wat ondertussen niet helemaal meer wordt geaccepteerd. Tot slot is het gehele concept ‘opera’ herzien in de meest recente tijd: zelfs het verhaal is losgelaten.
En je weet het!
Anderen het laten weten?