Wat maakt de stad zo aantrekkelijk?

Amsterdam centrum bewerkt
Wat maakt de stad zo aantrekkelijk?

Gepubliceerd: 20-3-2018

Laatste update: 13-06-2022

Steeds meer Nederlanders gaan in de grote stad wonen. Op het platteland wonen steeds minder mensen en de achterblijvers worden steeds ouder. Wat betekent die vergrijzing voor de toekomst van het platteland? Wonen straks alle Nederlanders in de stad? En hoe houden we de steden leefbaar?

Redacteur: Willemien Groot

Hoe ontstonden de eerste Nederlandse steden?

De stad vinden we van oudsher op een plek waar voldoende zoet water is. Dat hebben mensen nodig als drinkwater en voor de landbouw. De eerste nederzettingen ontstaan al ver voor onze jaartelling. Kleine gehuchten groeien uit tot dorpen en steden. Steden ontstaan ook op plaatsen waar doorgaande wegen elkaar kruisen. Dat zijn ideale plekken voor boeren waar ze graan, wol en andere landbouwproducten kunnen verkopen aan reizende handelaren.

Boerenmarkten langs drukke kruispunten trekken kopers uit binnen- en buitenland. Er komen bedrijven die de producten verwerken, zoals bakkerijen en weverijen. Steden gaan onderling samenwerken om hun handel te beschermen en de concurrentie uit te schakelen. Die handelssteden, of Hanzesteden, zoals Deventer en Nijmegen, zijn in de Middeleeuwen erg machtig. Lokale bestuurders beschermen de bevolking tegen aanvallen op de stad. Ze zorgen er ook voor dat de stad aangenaam is om te wonen. In ruil voor belastingen leggen ze riolering aan en voorzieningen voor drinkwater.

De stad is dus een plek waar mensen werk vinden en redelijk comfortabel kunnen wonen. Die trekt daardoor steeds meer mensen aan. De verstedelijking gaat nog sneller na de uitvinding van de stoommachine in de achttiende eeuw. Machines vervangen het handwerk van schoenmakers en wevers. In de fabrieken is veel werk. Arme boeren en handwerkers die hopen op een beter bestaan, trekken naar de stad. En met de stoomtrein is die reis opeens veel makkelijker en sneller dan met paard en wagen.

Oudste stad van Nederland

Lange tijd strijden Heerlen, Nijmegen en Maastricht om de titel 'de oudste stad van Nederland'. De drie steden zijn ontstaan in de Romeinse tijd. Nijmegen lijkt in 1980 te winnen als tijdens een bouwproject een Romeinse zuil wordt gevonden. Op de pilaar is de naam van Tiberius Caesar gegraveerd, volgens archeologen is de zuil in het jaar 17 na Christus gemaakt. Maar de discussie is nog niet voorbij. In Heerlen zijn overblijfselen gevonden van een Romeins badhuis. Die lijken nog ouder dan de zuil van Nijmegen.

Een zuil uit het jaar 17 na Christus bewijst dat Nijmegen een zeer oude stad is. Maar er zijn meer sporen die daarop wijzen.

Waar moeten al die mensen wonen?

De snelle groei van de steden heeft een keerzijde. Steden in de negentiende eeuw hebben grote moeite om die nieuwe inwoners onderdak te geven. De meeste mensen verdienen niet genoeg om een fatsoenlijk huis te kopen of te huren. In snel tempo worden goedkope huizen gebouwd, maar de woningnood blijft hoog. Hele gezinnen wonen in een enkele kamer. Daglicht is er nauwelijks. De woningen hebben geen stromend water of badkamer, per woning is er één gedeeld toilet. 

De holen der menschen en anders mogen de woningen van velen uit den min gegoeden stand niet heeten.

In 1854 onderzoekt het Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KIVI) de kwaliteit van woningen in de arme buurten van Den Haag, Utrecht, Rotterdam, Amsterdam, Arnhem en Delft. De onderzoekers schrikken zich kapot. De huizen zijn nog te slecht om dieren onder te brengen. Ze schrijven: “De holen der menschen – en anders mogen de woningen van velen uit den min gegoeden stand niet heeten. (…) Het zijn verblijven die zich in het algemeen in zoodanig vervallen toestand bevinden, dat zij bijna te slecht zijn om door dieren bewoond te worden.”

In de Amsterdamse Spaarndammerbuurt ‘stonk het als de pip’, vertelt de bejaarde buurtbewoonster Nel. Open riolen kwamen uit in tuintjes en mensen woonden boven op elkaar. Tijd voor verandering!

De gemeenten nemen maatregelen. Amsterdam begint als een van de eerste steden met sociale woningbouw: goede woningen voor mensen met de laagste inkomens. Pas in 1901 neemt de Tweede Kamer de Nederlandse Woningwet aan. In die wet staat aan welke eisen die zogenoemde woningwetwoningen moeten voldoen. Huizen hebben een minimum aantal kamers, een keuken, een eigen toilet en een badruimte. In ruil daarvoor leent de overheid geld uit aan de bedrijven die de woningen bouwen. Sinds de wet van kracht is, zijn in Nederland bijna 2,5 miljoen sociale woningen gebouwd.

De Amsterdamse wethouder Floor Wibaut gaat in de jaren twintig nog een stap verder. Hij vindt dat er niet alleen goede, maar ook betaalbare woningen moeten komen voor iedereen. Daarmee is Wibaut de grondlegger van de huursubsidie of huurtoeslag. Door een bijdrage van de overheid aan de kosten van de huur kan bijna iedereen een woning betalen.

Polygoonjournaal over het vijftigjarig bestaan van de Woningwet.

Waarom gaan de grotestadsbewoners op zoek naar een alternatief?

Ondanks alle maatregelen zijn de problemen niet opgelost. De huizen die voor de Tweede Wereldoorlog zijn gebouwd, voldoen in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw niet meer aan de moderne eisen. Bovendien is er nog steeds een tekort aan betaalbare gezinswoningen. De steden lopen leeg. Gezinnen trekken naar de groene buitenwijken met grote woningen. Aan de randen van de vier grote steden verrijzen enorme nieuwbouwwijken: de Bijlmermeer (Amsterdam-Zuidoost), Prins Alexander (Rotterdam) en Utrecht Overvecht. Die wijken zijn steden op zich. In Zuidoost en Prins Alexander wonen inmiddels meer dan 90.000 mensen. Utrecht Overvecht heeft ruim 33.000 inwoners.

Bijlmermeer

In 1962 zijn er nog veel krotwoningen in de stad Amsterdam. Er is woningnood en de enige manier om dat op te lossen is veel bij te bouwen, bijvoorbeeld in de Bijlmermeer.

De eerste bewoners van de Bijlmermeer ontvangen hun sleutel in 1968.

Mensen verhuizen ook naar kleinere steden in de buurt, zoals Purmerend, Zoetermeer, Spijkenisse en Nieuwegein, Etten-Leur en Helmond. Die steden zijn door de overheid aangewezen als groeikern. Hier komen grote nieuwbouwprojecten om de woningnood in de steden op te lossen. Zoetermeer bijvoorbeeld is in 1962 een dorp van nog geen 6000 inwoners. In 2015 wonen er bijna 125.000 mensen. In de drooggelegde polders van Flevoland tekenen planologen nieuwe steden als Almere en Lelystad.

Vanaf het jaar 2000 blijft de populariteit van de grote stad groeien. Als de kinderen de deur uit zijn, keren veel bewoners van de groeikernen terug naar de oude steden. Het culturele aanbod is er groter, en vaak hebben ze behoefte aan de drukte om zich heen. De oude wijken waar ze vroeger woonden, zijn inmiddels gerenoveerd. De hogere huren kunnen ze nu wel betalen.

stedenbouw_huistekoop
Huizen te koop in Rotterdam

De steden proberen ook meer dan vroeger aantrekkelijke woningen te bouwen voor gezinnen, zodat die in de stad blijven wonen. Na de huizencrisis van 2010 stijgen de huizenprijzen toch weer zo hard, dat opnieuw de jonge gezinnen de stad noodgedwongen moeten verlaten. De concurrentie op de huizenmarkt wordt nog heviger doordat handige ondernemers in hoog tempo appartementen opkopen om er een Airbnb voor toeristen te beginnen. Uit Amsterdam vertrekken zelfs zoveel gezinnen naar de omliggende steden dat basisscholen merken dat het leerlingenaantal daalt. Tegelijkertijd groeit het aantal inwoners van Amsterdam. Vooral personeel van buitenlandse bedrijven, de expats, en hoger opgeleiden trekken naar de hoofdstad.

Wat betekenen nieuwe steden voor het vervoer?

De buitenwijken en groeikernen zijn in het begin slecht bereikbaar. De wegen zijn te smal voor de tienduizenden mensen die dagelijks moeten reizen tussen hun woonplaats en de grote stad waar ze nog steeds werken. De langere afstand zorgt er bovendien voor dat mensen een auto kopen om sneller op hun werk te komen. 

Het Nederlandse wegennet bezwijkt zowat onder de verkeersdrukte. Om dit te verbeteren en uit te breiden, lanceert Rijkswaterstaat in 1960 het plan om in vijftien jaar tijd 1200 kilometer nieuwe autoweg aan te leggen, het zogenoemde 1200-kilometerplan. In 1972 bereikt de wegenbouw zijn hoogtepunt. Vlak daarna breekt de oliecrisis uit. Daardoor neemt de bedrijvigheid af, en mensen verliezen hun baan. Dat is ook te merken aan het autoverkeer op de snelwegen.

Aanleg nieuw openbaar vervoer

Metro in Amsterdam
Aanleg van de metro in Amsterdam bij de Wibautstraat in 1977.
Metro Amsterdam
Metrobouw in Amsterdam in 1973. Links de Jodenbreestraat, midden het Waterlooplein, rechtsboven de Amstel.
Sneltram Utrecht
Opening van de nieuwe sneltramverbinding tussen Utrecht CS en Nieuwegein.

Ondanks de groeiende populariteit van de auto, investeren de grote steden in snel openbaar vervoer. Utrecht krijgt in de jaren tachtig een sneltram tussen Utrecht, Nieuwegein en IJsselstein. Amsterdam bouwt metrolijnen die de binnenstad met de buitenwijken verbindt. Voor de aanleg van het ondergrondse deel van de metrobuis moeten veel huizen in de Nieuwmarktbuurt, in het centrum van de hoofdstad, worden gesloopt. Dit leidt tot felle protesten van de bewoners. Ze zijn bang voor veel hogere huren van de nieuwe woningen, waardoor ze niet meer terug kunnen naar hun oude wijk. De aanleg van nieuwe snelwegen en beter openbaar vervoer maken het mogelijk dat mensen de stad verlaten voor ruimte en groen, maar er wel blijven werken. 's Avonds komen ze pas weer thuis. De slaapstad is geboren.

Rond de jaren ‘70 van de vorige eeuw wordt Nederland in hoog tempo bebouwd met snelwegen, spoorlijnen, metrotunnels en tegelijkertijd ook veel huizen.

Wonen er straks nog mensen op het platteland?

De stad heeft een grote aantrekkingskracht. Door alle voorzieningen, scholen en werk trekken mensen van het platteland naar de stad. In sommige Nederlandse regio's blijven zo weinig mensen over dat voorzieningen als de huisarts, winkels en scholen verdwijnen. In Zeeuws-Vlaanderen, Zuid-Limburg en het noordoosten van Groningen bijvoorbeeld, maar ook in het Groene Hart van de Randstad. Die zogenoemde krimpgebieden hebben niet alleen minder inwoners, de achterblijvers zijn ook ouder. Maar zo erg als in Spanje en Portugal, waar hele dorpen zijn verlaten, is het in Nederland nog niet.

In de Spaanse regio Galicië staan verschillende verlaten spookdorpen. Een gat in de markt voor makelaars.

Hoe kun je het ontstaan van spookdorpen voorkomen? Bijvoorbeeld door nieuwe bewoners aan te trekken. In Zeeland en Limburg komen de laatste jaren steeds meer Belgen en Duitsers wonen. Ze zijn op zoek naar rust, en vlak over de grens zijn de Nederlandse huizenprijzen lager dan in hun eigen land. Hun kinderen gaan in Nederland naar school en ze doen hier boodschappen. Alleen gaan ze dagelijks de grens over voor hun werk.

stedenbouw_leegstand
Ook in Nederland zijn sommige dorpen leeggelopen, zoals het Groningse Ganzedijk. Volgens de gemeente Reiderland, waar het gehucht onder valt, is er geen toekomst meer voor het dorp dat al jaren kampt met ernstige leegstand.

Nieuwe technologie helpt ook om een krimpgebied aantrekkelijk te houden. Door te investeren in ICT kan een huisarts bijvoorbeeld via de computer een patiënt op afstand helpen. Veel huisartsen beantwoorden al vragen via email en ze zoeken naar manieren om zo'n online spreekuur uit te breiden. Scholen willen meer weten over de mogelijkheden van leren op afstand. Leerlingen die ver van school wonen, kunnen lessen online volgen.

En dan is er nog de  belofte van de zelfrijdende auto. De techniek is nog volop in ontwikkeling, maar als autorijden straks veel minder inspannend is, maakt het dan nog uit of je twee uur onderweg bent? Krimpgebieden onderzoeken dus op allerlei manieren hoe ze inwoners kunnen laten blijven en hoe ze nieuwe bewoners kunnen aantrekken.

De komende decennia zullen steden steeds drukker en voller worden. Dat geeft mogelijk problemen, maar kan ook zorgen voor de oplossingen.

Hoe ziet de stad van de toekomst eruit?

Experts denken dat de stad van de toekomst vooral slim is. Slim op het gebied van wonen, energieverbruik, verkeer en vervoer en voedsel. Overal ter wereld experimenteren universiteiten en bedrijven met nieuwe technologie die het wonen in de stad aangenaam en milieuvriendelijker maakt. Van woningen die hun eigen elektriciteit en warmte opwekken tot hergebruik van afvalwater. Van volledig elektrisch transport in de steden tot landbouw in flats en ondergrondse parkeergarages.

Bedrijven als Siemens denken na over de infrastructuur van de stad van de toekomst. In een speciale simulatieruimte kunnen bestuurders alvast een kijkje nemen naar wat komen gaat.

Het Amerikaanse bedrijf Alphabet, het moederbedrijf van Google, gaat een wijk bouwen om die technologie in de praktijk te testen. De internetwijk Quayside wordt gebouwd in de Canadese stad Toronto. Google verhuist het Canadese hoofdkantoor daar naartoe, en met het bedrijf komen ook de eerste inwoners mee. Uiteindelijk moeten dat er enkele tienduizenden worden.

De wijk draait op groene stroom, afkomstig van wind en zon. Robots bezorgen boodschappen en post via ondergrondse tunnels. De straten zijn speciaal ingericht voor voetgangers en fietsers. Bewoners mogen slechts zelfrijdende auto’s gebruiken, die ze moeten delen met anderen. In de hele wijk registreren sensoren de drukte op straat, geluidsoverlast, luchtkwaliteit, het energieverbruik en de hoeveelheid afval die de bewoners produceren. De proef met de internetwijk gaat ruim een miljard euro kosten. Google denkt dat de onderzoeksresultaten zijn te gebruiken om overal slimme steden te bouwen.

stedenbouw_quayside
De internetwijk Quayside in Toronto is een voorbeeld van een 'slimme stad'

In het kort

  • De eerste steden ontstaan langs doorgaande wegen en rivieren. Hier wordt handel gedreven. Er is werk en de lokale machthebbers zorgen in ruil voor belastingen voor drinkwater en riolering.

  • Steden kunnen de snelle groei van het aantal inwoners niet aan. Mensen wonen in slechte huizen. In 1901 stelt de Nederlandse Woningwet voor het eerst eisen aan de kwaliteit van Nederlandse woningen.

  • Halverwege de vorige eeuw verhuizen gezinnen massaal naar grote woningen in het groen. Nieuwbouwwijken, zoals de Bijlmermeer, en groeikernen zoals Zoetermeer, moeten die nieuwe bewoners opvangen. Het is het begin van de slaapstad.

  • Het woon-werkverkeer neemt toe. Mensen wonen niet meer in de grote stad, maar werken er nog wel. Het Nederlandse wegennet krijgt een enorme opknapbeurt en wordt fors uitgebreid.

  • Door de trek naar de stad lopen sommige gebieden in Nederland leeg. Die krimpgebieden liggen bijvoorbeeld in Groningen en Zeeland, maar ook in het Groene Hart van de Randstad. Nieuwe technologie kan ervoor zorgen dat krimpgebieden toch aantrekkelijk zijn om te wonen.

  • Volgens experts is de stad van de toekomst vooral heel slim. Er is minder luchtvervuiling door elektrisch vervoer en robots. Stadsbewoners halen vers voedsel bij stadsboeren, die in flats en ondergronds voedsel verbouwen.

En je weet het!

Anderen het laten weten?

auteur

Door Willemien Groot

Ook interessant

om te weten