Wie zorgt er voor de verwaarloosde kinderen? Weeshuizen in Nederland
Wie zorgt er voor de verwaarloosde kinderen? Weeshuizen in Nederland
Laatste update: 06-06-2024
Tot in de jaren zeventig belanden kinderen wiens ouders overlijden of simpelweg niet voor hen kunnen zorgen in een weeshuis. Maar waarom? En hoe gaat het eraan toe in de weeshuizen?
Redacteur: Tess de Bruijn
Programma: Andere Tijden (NTR)
Waarom wonen kinderen in weeshuizen?
Eind negentiende eeuw moet er nodig wat veranderen in de grote Nederlandse steden. De woonsituatie voor de arme arbeiders is slecht en ouders maken lange dagen in de fabrieken om de grote gezinnen te voeden.
Er zijn dan al wel zo’n tachtig kindertehuizen opgezet door rijke particulieren. De tehuizen zijn bedoeld voor weeskinderen zonder ouders, maar vooral ook voor verwaarloosde kinderen.
Deze laatste groep kinderen komt dus vooral uit de lagere sociale klassen, uit ‘normale’ gezinnen. Kinderen van wie bijvoorbeeld alleen de moeder is overleden of de vader te veel drinkt. Of kinderen die lijden onder een stiefmoeder.
Wie in de maatschappij buiten de boot valt, heeft behoefte aan een plek in een gezonde, sociale gemeenschap, die hem welkom heet en accepteert. En als zo’n gemeenschap niet bestaat, dan moet je hem zelf creëren.
R.J.W. Rudolph
De rijkere bovenklasse maakt zich zorgen over deze verwaarloosde jeugd en ziet een verband tussen de verwaarlozing en toenemende jeugdcriminaliteit. Kinderarbeid is net verboden in 1874 en de ouders moeten zich rot werken om rond te komen, terwijl de kinderen verwaarloosd thuis zitten. De verveling en het gebrek aan toezicht zorgt voor een toename in de jeugdcriminaliteit.
Er komen daarom eind negentiende eeuw steeds meer initiatieven om een thuis te creëren voor de jeugd. Zoals bijvoorbeeld van de Leidse dominee R.J.W. Rudolph die jeugddorp De Glind opricht.
Hoe kunnen nieuwe kinderwetten de verwaarlozing oplossen?
De Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen onderzoekt in 1896 de hulp aan verwaarloosde kinderen in Nederland. Uit dit onderzoek komen aanbevelingen voor hoe de verwaarlozing voorkomen kan worden in plaats van verholpen.
Het onderzoek vormt de basis voor de kinderwetten van 1901. Deze wetten gaan in 1905 in werking en zijn opgedeeld in drie delen: de burgerlijke kinderwet, de kinderstrafwet en de kinderbeginselenwet.
Kinderstrafwet
Het doel van alle drie de kinderwetten is dat de jeugdcriminaliteit afneemt en er minder verwaarloosde kinderen zijn. De straffen binnen het kinderstrafrecht zijn meer gericht op heropvoeding in plaats van pure afstraffing van fouten.
Burgerlijke kinderwet
De burgerlijke kinderwet maakt het mogelijk om ouders uit hun ouderlijke macht te ontzetten. Hiermee komt een grote groep voogdijkinderen, waar de regering direct verantwoordelijk voor wordt, terecht in weeshuizen en kindertehuizen.
Voor de invoering van deze wet kunnen de ouders deze zorg nog weigeren, en de kinderen gemakkelijk terughalen om bijvoorbeeld te laten bedelen op straat. Vanaf 1905 hebben zij officieel de plicht om hun kind goed op te voeden.
Kinderbeginselwet
De kinderbeginselwet maakt het mogelijk subsidie toe te kennen voor de verpleging van de voogdijkinderen. De instanties krijgen een vergoeding voor de verzorging van het ter beschikking der regering gestelde kind.
Daarmee zorgen de kinderwetten voor de professionalisering van de weeshuizen in Nederland. De weeshuizen doen er alles aan om voor de subsidie in aanmerking te komen en vernieuwen en verbeteren de zorg.
Is de verwaarlozing tegen te gaan in de weeshuizen?
De weeskinderen gaan er in levensstandaard op vooruit. In het weeshuis zijn ze verzekerd van voeding en kleding. En de huizen zijn over het algemeen buiten de stad, in de natuur. De kinderen sterken snel aan en godsdienst en onderwijs vormen een belangrijk onderdeel van de dag.
Misschien hadden we het nog wel beter dan menig kind het gehad heeft
“Het was niet zielig het was niet straffend, we hebben het er heel goed gehad. We hebben goed gegeten en gedronken. Het was heerlijk en in onze ogen was het tenminste goed. Misschien hadden we het nog wel beter dan menig kind het gehad heeft,” vertelt een weesmeisje jaren later aan Van Gewest tot Gewest.
De kinderen sterken aan in de weeshuizen en de verwaarlozing neemt af. Sommige kinderen voelen er zich thuis en vinden het wel gezellig, zo’n grote groep kinderen. “In het gezin was ik een nakomertje dus ik stond er alleen voor. Het leuke in het weeshuis was dat we met een hele groep meisjes waren.”
Strenge opvoeding
Hoewel het leven in het weeshuis voor sommige kinderen een verbetering is van de situatie, is het niet altijd een pretje om in de tehuizen te wonen.
De opvoeding is streng: rust en regelmaat staat centraal. En niet alle kinderen kunnen daar goed mee omgaan. De zorg in de tehuizen is niet overal even liefdevol. Er wordt vaak en met harde hand gestraft.
Dan moest je bij het bed van de kindermoeder komen en kreeg je met een slangetje op je blote billen, anders zou haar hand pijn doen. Maar wij voelden het goed!
In de jaren twintig toont de psychoanalyticus August Aichhorn aan dat de gemiddelde opvoeding in de weeshuizen de verwaarlozing tegengaat. Maar dat de problematiek met het verwaarloosde kind uiteindelijk verergert. De kinderen krijgen op latere leeftijd last van de liefdeloze opvoeding.
Weeskind Wieske den Hollander-Jurgens schrijft over de harde tijd in het weeshuis (1904-1922): “’s Ochtends waren we vaak vroeg wakker, maar o, wee, als je dan begon te praten. Dan moest je bij het bed van de kindermoeder komen en kreeg je met een slangetje op je blote billen, anders zou haar hand pijn doen. Maar wij voelden het goed!”
De regeringscommissie Jeugdzorg en Geweld begint in 2016 aan een grootschalig onderzoek naar de behandeling van kinderen in Nederlandse weeshuizen en kindertehuizen vanaf 1945. De onderzoekers komen ook veel verhalen tegen van de slechte behandeling in wees- en kindertehuizen vóór 1945.
Zo’n 700 slachtoffers hebben zich al gemeld volgens onderzoeker Misha de Winter. Voor veel van hen lijkt het geweld in de weeshuizen normaal. “Veel kinderen werden jong uit huis geplaatst en die dachten dat het normaal was dat je op je blote voetjes in de sneeuw werd gezet als je in je bed geplast had.”
Herkent u deze verhalen? Benader het meldpunt Commissie Geweld Jeugdzorg. Bel naar: 088-3717500 ma t/m do 09.30-12.30 uur. Of mail: info@commissiegeweldjeugdzorg.nl
Hoe de situatie in het weeshuis tijdens de Tweede Wereldoorlog verergert
De bezetting van Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog verergert de situatie in de weeshuizen. De huizen liggen vaak afgelegen en geïsoleerd.
Er is een tekort aan materieel, onderbezetting en steeds meer kinderen wiens ouders omkomen belanden in de weeshuizen. De Joodse Erica van Beek komt een jaar nadat haar moeder door de Duitsers naar Auschwitz is overgebracht in een kindertehuis terecht.
Je vertrouwt niemand meer
Ze ervaart het als een vreselijke tijd. De kinderen bidden veel, en wie niet goed meedoet krijgt het te bezuren. Wie ziek is en overgeeft, krijgt straf. “Gebeurt dat tijdens het eten, dan wordt het terug op je bord geschept, wat vers eten eroverheen. Wie het niet opeet, krijgt de volgende dag het restant voor zijn neus, net zo lang tot het op is.”
Ook Adriana, Rita en Bob belanden tijdens de Tweede Wereldoorlog in een weeshuis of kindertehuis. Alle drie komen ze uit verscheurde gezinnen.
In het weeshuis krijgt Rita een extra zware behandeling. Haar vader is SS’er en volgens haar zijn de verzorgsters daarom extra streng, zowel tijdens als na de bezetting. Het gebrek aan liefde dat zij in deze jaren ervaart, voelt zij nog altijd: “Je vertrouwt niemand meer.”
Waarom hebben we geen weeshuizen meer?
De weeshuizen verdwijnen langzaam maar zeker in de jaren na de Tweede Wereldoorlog. De kinderwetten hebben effect en de verwaarlozing van kinderen neemt sterk af. De levensstandaard stijgt daarnaast en minder ouders overlijden jong. Daardoor worden minder kinderen wees en verbetert de opvoeding van de kinderen.
Er vindt ook een mentaliteitsverandering plaats. Het is minder gebruikelijk om weeskinderen in een tehuis te plaatsen. Familieleden nemen de kinderen vaker in huis wanneer een ouder overlijdt. En Jeugdzorg plaatst kinderen van wie de ouderlijke opvoeding tekort schiet in pleeggezinnen.
In 1959 voert de regering de Algemene Weduwen- en Wezenwet in. In deze wet krijgt het weeskind recht op eigen financiële ondersteuning. Daarmee is het nog aantrekkelijker voor familieleden om een kind in huis te nemen.
Steeds meer weeshuizen sluiten hun deuren in de jaren zestig door een tekort aan bewoners. De weeshuizen zoeken naar kleinere woningen of plaatsen de kinderen bij gezinnen. Die kleinschalige woonsituatie biedt meer huiselijkheid voor de kinderen.
In 2016 maken 18.274 kinderen gebruik van pleegzorg. 48 procent van de pleegkinderen is geplaatst bij bekenden, bijvoorbeeld grootouders, tantes en ooms, maar ook onderwijzers of buren.
In het kort
Eind negentiende eeuw zijn er veel verwaarloosde kinderen. De zorg en opvoeding voor kinderen is onder de maat en de jeugdcriminaliteit neemt toe.
De kinderwetten van 1901 zorgen ervoor een professionalisering van de zorg voor verwaarloosde kinderen in de weeshuizen.
Kinderen worden in sommige weeshuizen vóór 1945 met de harde hand en liefdeloos opgevoed.
De situatie in weeshuizen verslechtert tijdens de Tweede Wereldoorlog door de druk van de bezetter en een tekort van het personeel.
In de jaren na de Tweede Wereldoorlog gaat de algemene levensstandaard rap omhoog waardoor er minder verwaarloosde kinderen en weeskinderen zijn.
In de jaren vijftig en zestig sluiten veel weeshuizen, omdat de zorg voor het verwaarloosde kind vanaf de jaren na de oorlog kleinschaliger wordt. Kinderen worden door familieleden of pleegouders opgevangen.
En je weet het!
Anderen het laten weten?