Waarom heeft Nederland zo veel goede kinderboeken?
Waarom heeft Nederland zo veel goede kinderboeken?
Laatste update: 26-06-2023
Hoewel er door smartphones en social media zeker sprake is van ontlezing onder kinderen, doet het kinderboek het nog steeds erg goed en ook in het buitenland worden onze kinderboeken graag gelezen. Een ode van schrijver Ronald Giphart.
Redacteur: Ronald Giphart
Basisschoolleerlingen lezen het meest. Jaar in jaar uit kunnen zij zich verlustigen aan kinderboeken van hoge kwaliteit, zowel illustratief als literair. De inmiddels klassieke werken van bijvoorbeeld Annie M. G. Schmidt en Tonke Dragt zijn nog immer bijzonder populair, maar ook nieuwe kinderboekenauteurs als Jochem Myer doen het uitstekend.
Hoe heeft de Nederlandse jeugdliteratuur zich ontwikkeld?
Al in de zeventiende eeuw hebben Nederlandse ouders en kinderen de beschikking over een brede verzameling aan leesmateriaal zoals volks- en kinderprenten, kinderencyclopedieën, kindertoneel, beweegbare kinderboeken en spelletjesboeken. Bij al deze boeken staat de didactische functie centraal. Vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw mogen kinderboeken ook ter ontspanning dienen en schiet de literaire kwaliteit omhoog.
De jeugdliteratuur maakt vanaf 1900 een enorme ontwikkeling door. Het onderscheid tussen volwassenen en kinderen neemt in alle lagen van de bevolking toe. De leerplicht wordt ingevoerd en kinderarbeid afgeschaft. Door nieuwe inzichten van pedagogen en psychologen als Sigmund Freud verandert het kindbeeld. Kinderen worden steeds meer beschouwd als kwetsbare wezens die bescherming en begeleiding nodig hebben.
De zogenoemde ‘reformpedagogie’ van Maria Montessori en Rudolf Steiner stelt het individuele kind centraal in de opvoeding, waar ook de belangstelling voor literaire kinderboeken mee groeit. Aan het begin van de twintigste eeuw kunnen ouders kiezen uit dure kinder-kunstboeken, goedkope uitgaven en aparte boeken voor jongens, meisjes en verschillende leeftijdsgroepen. Deze ontwikkeling roept ook weerstand op: de jeugdliteratuur zou te elitair zijn.
Maatschappelijk geëngageerde pedagogen willen de jeugdliteratuur toegankelijker maken voor de kinderen uit de arbeidersklasse. Er verschijnen realistische boeken over armoede en arbeidersgezinnen, bijvoorbeeld Afke’s tiental van Nienke van Hichtum en Kruimeltje van Chris van Abkoude. Uit dezelfde tijd stammen schrijvers als Top Naeff, Theo Thijssen, Johan Fabricius en Cissy van Marxveldt, die verantwoordelijk zijn voor grote titels en vele herdrukken. Een aantal van deze titels is nog steeds beschikbaar in de boekhandel.
Hoe is de situatie na de Tweede Wereldoorlog?
Na de Tweede Wereldoorlog staan kinderen voor hoop en een nieuw begin. Aan de ene kant wil men hen beschermen en het oorlogsleed overstemmen met onschuldige en vrolijke kinderverhalen. Aan de andere kant wil men hen juist weerbaar maken tegen de complexe realiteit. Tieners en adolescenten emanciperen zich vanaf de jaren vijftig en er groeit behoefte aan een eigen literatuur, met name Miep Diekmann maakt zich hier sterk voor.
De jaren zeventig en tachtig kenmerken zich door realisme en de komst van het ‘probleemboek’. Er wordt geschreven over sociale thema’s als drugsmisbruik, racisme en uitbuiting. De Madelief-reeks (1975-1979) van Guus Kuijer en het latere werk van Annie M.G. Schmidt (zoals Otje) zijn hier voorbeelden van.
Naast dit realisme ontstaat er ook weer ruimte voor fantasieverhalen. Voorbeelden hiervan: De Koning van Katoren van Jan Terlouw en Kleine Adam van Mariette Vanhalewijn. Overigens komen in deze boeken ook tal van maatschappijkritische issues aan de orde. Andere schrijvers van fantasieverhalen uit deze periode zijn Paul Biegel, Els Pelgrom en Imme Dros. In deze jaren is de historische roman enorm populair, het personage is vaak een vrijgevochten figuur die vecht voor grote idealen.
Naast de verdere ontwikkeling van het adolescentengenre, tegenwoordig young adult genoemd, krijgt de ontwikkeling van kinderboekenillustraties in de jaren negentig een enorme boost. Verder zien we dat filosofische thema’s zich uitbreiden naar alle leeftijdsgroepen. De prentenboeken van Max Velthuijs en de dierenverhalen van Toon Tellegen zijn hier fraaie voorbeelden van.
Hoe is de Kinderboekenweek ontstaan?
In 1954 vindt de eerste verkiezing plaats van het Kinderboek Van Het Jaar, georganiseerd door de stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek (CPNB). De prijs gaat naar An Rutgers van der Loeff voor het boek Lawines razen. De eerste officiële Kinderboekenweek zal een jaar later plaatsvinden. Na 1970 wordt de prijs voor het beste kinderboek van dat jaar omgedoopt tot de Gouden Griffel.
Tijdens de eerste Kinderboekenweken krijgen de kopers van een kinderboek tijdens de Kinderboekenweek een cadeautje mee zoals een spel, kijkdoos of poster. Vanaf 1962 wordt dit cadeau steevast het Kinderboekenweekgeschenk, waarvan het eerste wordt geschreven door Hans Dijkhuis: Keesje Kruimel. Drie jaar later krijgt de Kinderboekenweek ook een thema, een traditie die is blijven bestaan. Voor de kleinste kinderen komt er elk jaar een prentenboek uit.
De CPNB reikt Zilveren Griffels uit aan de schrijvers van kinderboeken. In 2004, bij het vijftigjarig bestaan van de Kinderboekenweek, wordt eenmalig de Griffel der Griffels uitgereikt. De prijs gaat naar De Brief voor Koning van Tonke Dragt (sinds kort te zien als Netflix-serie). Voor Nederlandse illustratoren is de Zilveren Penseel in het leven geroepen, waarbij een jury jaarlijks bepaald hoeveel er worden vergeven. Een van deze winnaars krijgt uiteindelijk de Gouden Penseel.
De lezers van de kinderboeken, de kinderen zelf, hebben vanaf 1988 de mogelijkheid om hun eigen favoriet aan te wijzen. Alle kinderen tussen zes en twaalf jaar oud kunnen zitting nemen in de Nederlandse Kinderjury.
In welke leeftijdsgroepen kunnen we de jeugdliteratuur onderscheiden?
Een grof onderscheid kan worden gemaakt tussen kinder- en jeugdliteratuur. De zogenaamde kinderliteratuur richt zich op kinderen tot ongeveer twaalf jaar, jeugdliteratuur is geschreven voor de leeftijdsgroep van ongeveer twaalf tot en met achttien. Tussen de laatste groep en de volwassenenliteratuur zit de zogenaamde adolescentenliteratuur, ook wel young adult genoemd.
Deze categorieën zijn kunstmatig, er zit veel overlap tussen. Zo schrijven auteurs als Anne Provoost en Ed Franck voor alle leeftijdsfases. Nederland bezit een echte voorleescultuur, al vanaf de eerste kinderjaren zien ouders het belang van voorlezen in. Wie is er niet opgegroeid met de prentenboekjes van Dick Bruna en later Dikkie Dik van Jet Boeke?
In de kleutertijd wordt de verbeeldingskracht steeds groter, de taal- en woordenschat groeit en het verhaal krijgt een steeds grotere plaats, illustraties blijven heel belangrijk. De boeken van Annie M.G. Schmidt zijn bij deze groep erg populair. Vanaf hun zesde, zevende jaar gaan de meeste kinderen lezen, de boekjes voor deze leeftijd bezitten nog veel illustraties, maken gebruik van eenlettergrepige woorden en hebben korte hoofdstukken.
De groep acht tot twaalf is het meest leeslustig. Hun interesse gaat vooral uit naar historische, fantasie- en avonturenverhalen. Een van de genres is de historische jeugdroman. Schrijvers die zich hierin bekwaamd hebben zijn onder anderen Simone van der Vlugt, Jan Terlouw, Tonke Dragt, Evert Hartman en Paul van Loon.
Young adult doet het goed in Nederland, maar er is — vergeleken met het Engelstalige buitenland — slechts een beperkt aantal Nederlandse schrijvers van dit genre dat bekend is bij een groter publiek. Schrijvers die goed mee kunnen zijn Ed Franck, Anne Provoost, Helen Vreeswijk en Mel Wallis de Vries. Helaas zijn er nog weinig Nederlandse bestsellers, dit komt onder andere door het feit dat het Engelstalige aanbod veel groter is en ook meer aandacht in de Nederlandse media krijgt.
Hoe doet de Nederlandse jeugdliteratuur het?
Ondanks het feit dat er zeker sprake is van ontlezing onder de jeugd, is er door de jaren heen óók sprake van groei in de verkoop van kinderboeken. Ouders begrijpen nog steeds hoe belangrijk boeken, en het voorlezen daarvan, zijn voor de ontwikkeling van het kind. Daarnaast sluiten de boeken steeds beter aan op de doelgroep, er is een grote variëteit aan thema’s en er wordt geschreven voor specifieke leeftijdsgroepen. De verkoopcijfers laten zien dat er tijdens de laatste economische crisis amper bezuinigd is op kinderboeken.
Volgens de CPNB is de populariteit van de jeugdliteratuur te danken aan de hoge kwaliteit van de kinderboeken. Boeken zien er steeds aantrekkelijker uit en vanuit de uitgeverijen groeit de aandacht voor jeugdliteratuur. Ook is de invloed van de vele campagnes niet uit te vlakken. Door de hele maatschappij heen worden er acties gehouden om kinderen aan het lezen te krijgen en vaders bijvoorbeeld te stimuleren tot voorlezen. Nederland neemt een unieke plaats in de wereld in met het bezit van meer dan dertig Kinderboekenwinkels.
En hoe doen we het in het buitenland?
Uitstekend! Nederlandse jeugdboeken doen het heel goed in het buitenland: bovenaan staat het boek Minoes van Annie M. G. Schmidt dat vertaald is in 49 talen. Een goede tweede is De brief voor de koning van Tonke Dragt dat in 41 talen is vertaald. Met de Netflix-verfilming zullen dat er meer gaan worden. Het boek van alle dingen door Guus Kuijer staat op de derde plaats met 30. Schrijvers als Paul van Loon, Paul Biegel, Toon Tellegen, Joke van Leeuwen en Jan Terlouw doen het ook uitstekend in het buitenland. Ook vertaalde prentenboeken als Kikker en Nijntje scoren meer dan geweldig.
Kunnen we een algemene top tien van Nederlandse jeugdliteratuur opstellen?
Nee, echt niet! Het is onmogelijk om dé Top Tien van Nederlandse jeugdliteratuur samen te stellen. In 2016 vindt in Nederland de verkiezing van het ‘Belangrijkste Boek’ plaats. Als hoogste kinderboek staat op de vierde plaats Kruistocht in spijkerbroek van Thea Beckman. De boeken De brief van de koning van Tonke Dragt en Jip en Janneke van Annie M.G. Schmidt staan ook in de top twintig.
Als we naar de verkoopcijfers van Nederlandse jeugdboeken van de afgelopen vijf jaren kijken, vinden we daar De Gorgels van Jochem Myer regelmatig terug, net als Jip en Janneke. Maar ook We hebben er een geitje bij van Marjet Huiberts, Naar oma en opa Pannenkoek van Vivian den Hollander, Boer Boris gaat naar zee van Ted van Lieshout en Philip Hopman, De Poepfabriek van Marianne Busser en Ron Schröder, Het raadsel van alles wat leeft van Jan Paul Schutten en Het dubbeldikke voorleesboek van Jet Boeke.
Top 10 Giphart
- Jan Terlouw - Oosterschelde Windkracht 10
- Thea Beckman - Geef me de ruimte / Triomf van de verschroeide aarde / Het rad van fortuin
- Guus Kuijer - Een gat in de grens
- Chris van Abkoude - Pietje Bell
- J.B. Schuil - Rob en de stroper van Tjot-Idi
- Tonke Dragt - De brief voor de koning
- C. Joh. Kieviet - Toen Dik Trom een jongen was
- Leonhard Huizinga - Adriaan en Olivier
- Jan Terlouw - Oorlogswinter
- Thea Beckman - Kruistocht in spijkerbroek
Tot slot: wat gebeurt er met het leesgedrag na het twaalfde levensjaar?
Dan is er sprake van een kentering: van de zevenjarigen leest 68 procent dagelijks een boek in de vrije tijd, aan het eind van de basisschool is dat 35 procent. Kinderen komen in een andere levensfase, andere dingen worden belangrijker. Helaas is de rol van de verschillende media in deze tijd van ontlezing onder de jeugd geen positieve. Het lijkt alsof de media hun aandacht verloren hebben voor de jeugdliteratuur. Verschillende kranten schrappen hun kritiek wat betreft kinderboeken, terwijl nog niet zo lang geleden bijna alle landelijke kranten wekelijkse kinderboekrecensies publiceerden.
De buitenlandse boekenseries zoals Leven van een loser of Geronimo Stilton vinden hun weg wel naar het publiek, maar er zijn tal van prachtige kwaliteitsboeken van eigen bodem die bijna ongelezen blijven. Media-aandacht en serieuze kritieken blijven nodig om ouders en leerkrachten te enthousiasmeren. Om kinderboekenschrijver Sjoerd Kuyper te citeren: ‘Het belang van jeugdliteratuur ontstijgt de boekenkast. Kinderboeken kunnen, als ze met de juiste instelling geschreven zijn, met het hart van een kind en de hand van een volwassene, van kinderen mooie grote mensen maken.’
Met dank aan historica Mascha Lammes, Agnes Vogt van het Letterenfonds, Thea Otte van KVB en uitgeverij Querido, en Roos de Ridder van de CPNB.
In het kort
In de zeventiende eeuw hebben Nederlandse kinderboeken een didactische functie. Vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw mogen kinderboeken ook ter ontspanning dienen en schiet de literaire kwaliteit omhoog.
De eerste officiële Kinderboekenweek start in 1955, nadat er een jaar eerder een verkiezing van het Kinderboek van het Jaar plaatsvindt. Na 1970 wordt de prijs voor het beste kinderboek omgedoopt tot de Gouden Griffel.
Een grof onderscheid kan worden gemaakt tussen kinder- en jeugdliteratuur. De zogenaamde kinderliteratuur richt zich op kinderen tot ongeveer twaalf jaar, jeugdliteratuur is voor de groep van ongeveer twaalf tot en met achttien.
Hoewel er zeker sprake is van ontlezing onder de jeugd, is er door de jaren heen óók sprake van groei in de verkoop van kinderboeken. Volgens de CPNB is deze populariteit te danken aan de hoge kwaliteit van de kinderboeken.
Nederlandse jeugdboeken doen het heel goed in het buitenland: De brief voor de koning van Tonke Dragt is in 41 talen is vertaald. Bovenaan staat het boek Minoes van Annie M. G. Schmidt met 49 vertalingen.
En je weet het!
Anderen het laten weten?