Hoe win je de Nobelprijs voor de Vrede?
Hoe win je de Nobelprijs voor de Vrede?
Laatste update: 07-10-2024
De Nobelprijs voor de Vrede kent winnaars in alle soorten en maten, van grote wereldleiders tot huisvrouwen die van deur tot deur gingen. De onderscheiding ging ook regelmatig naar bekeerde oorlogszuchtigen. Vreemd? Bedenker Alfred Nobel ontwierp massavernietigingswapens. Hoe kwam die verscheidenheid tot stand? Kiest elk tijdperk zijn eigen Nobelprijs voor de Vrede?
Redacteur: Joost Galema
Hoe komen we aan de Nobelprijs voor de Vrede?
De excentrieke Zweedse multimiljonair Alfred Nobel (1834-1896) vergaart zijn fortuin met het uitvinden en produceren van de massavernietigingswapens van de negentiende eeuw. Hij gelooft in de kracht van militaire afschrikking. ‘Goede bedoelingen garanderen geen vrede’, schrijft hij aan zijn penvriendin Bertha von Suttner, een Oostenrijkse vredesactiviste. ‘Mijn fabrieken zullen eerder een einde aan het fenomeen oorlog maken dan jouw vredescongressen. Op de dag dat twee legers elkaar in een seconde kunnen verpulveren, deinzen beschaafde landen zeker in afschuw terug en ontbinden hun troepen.’
In zijn oorlogs-autobiografie De wereld van gisteren[1]schrijft Oostenrijker Stefan Zweig dat Von Suttner ‘de uitvinder van het dynamiet zo op het geweten werkte dat hij als compensatie voor het onheil dat hij had aangericht de Nobelprijs voor de Vrede instelde’. Na zijn dood blijkt inderdaad dat Nobel het grootste deel van zijn rijkdom heeft belegd in een fonds, waarvan de opbrengst jaarlijks een vijftal prijzen moet financieren. Behalve vier onderscheidingen voor zijn grote liefdes chemie, natuurkunde, medicijnen en literatuur voorziet het testament ook in een prijs voor de persoon die in het jaar voorafgaande aan de uitreiking ‘het meeste of beste werk heeft verricht voor de broederschap tussen naties, de afschaffing of verkleining van legers en het houden en bevorderen van vredescongressen’.
Een menslievende arts had me moeten wurgen, meteen nadat ik met een brul ter wereld kwam.
Alfred Nobel
Een opmerkelijk besluit voor een cynicus die zich helemaal kan vinden in de woorden van de Franse politicus Georges Clemenceau, die gelooft dat ‘vrede een voortzetting is van de oorlog met andere middelen.’ Terugkijkend op zijn leven heeft Nobel geen hoge dunk van zichzelf. ‘Een menslievende arts had me moeten wurgen, meteen nadat ik met een brul ter wereld kwam.’
Wat voor mensen zijn de eerste winnaars?
Nobels testament laat toekenning van de prijs over aan een comité van vijf leden, gekozen door het Noorse parlement, dat in zijn tijd veel belangstelling toont voor vredesvraagstukken. In de beginjaren brandt dit Nobelcomité zich zelden aan de actualiteit. Tot aan de Tweede Wereldoorlog valt de keuze vaak op deftige heren uit schimmige mondiale praatclubjes als de Volkenbond, het Internationaal Bureau voor de Vrede, de Interparlementaire Unie en het Instituut voor Internationaal Recht. De laureaten zijn pleiters voor conflictoplossing via arbitrage of ondertekenaars van niet-aanvalsverdragen, die achteraf altijd zonde van het papier blijken. Ook na de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog heerst er nog altijd een heilig geloof in de redelijkheid van de mens. Nu zijn het vooral diplomaten en oprichters van de machteloze Volkenbond (1919) die zich in de Nobelprijs mogen verheugen.
Pas na vijfendertig jaar krijgt de Nobelprijs voor de vrede een winnaar die niet uit Europa of Noord-Amerika komt. De Argentijnse minister van Buitenlandse Zaken, Carlos Saavedra Lamas, blijkt in 1936 ook meteen de eerste laureaat die daadwerkelijk een gewapend conflict tot een goed einde bemiddelt, de cacao-oorlog tussen Paraguay en Bolivia. Hoezeer het Nobelcomité zich in de westerse politiek begraaft, wordt pijnlijk duidelijk tijdens de uitreiking. De toespraak van comitélid Christiaan Lous Lange, winnaar van de vredesprijs in 1921, is van een stuitende wereldvreemdheid. Hij beschrijft Latijns-Amerika als hemel op aarde. ‘Een continent dat niet lijdt aan de kwaal van nationalisme, zoals Europa. Ook is er geen raciaal conflict met de inheemse indiaanse bevolking, vooral dankzij de invloed en het voorbeeld van de katholieke missionarissen die deze zogenaamde primitieve volken met veel begrip tegemoet zijn getreden.’ Dat de indianen geen problemen opleveren, komt doordat ze grotendeels zijn uitgeroeid. En racisme is aan de orde van de dag in de smeltkroes die Latijns-Amerika is.
Maar voor die realiteit heeft het Nobelcomité geen oog. Het kijkt de andere kant op, naar de politieke paleizen waar het ideaal van de rede zegeviert. Misschien is de Franse diplomaat Aristide Briand (1926) het beste symbool voor de winnaars uit die tijd. Bij een banket van de Volkenbond krijgen de gasten een menukaart met een spotprent, waarop de wereldleiders met allerlei wapentuig inhakken op de oorlogsgod Mars. Behalve Briand die Mars probeert te overtuigen zelfmoord te plegen. Pas na de Tweede Wereldoorlog heeft deze machteloze generatie politici afgedaan bij het Nobelcomité.
Hoe nu verder na de Tweede Wereldoorlog?
De Oostenrijkse schrijver Stefan Zweig die twee wereldoorlogen aan den lijve meemaakt, benadrukt in zijn memoires dat er een groot verschil is tussen beide conflicten. Hij wijst erop dat in 1914-1918 ‘landen, leiders, keizers, koningen, opgegroeid in een traditie van menselijkheid, zich onbewust nog schaamden voor de oorlog’. Zo’n twintig jaar later zijn Hitler en zijn nazi’s daarentegen trots op hun barbarisme. Diplomatie toont zich machteloos tegen dat kwaad. Daarom zet het Nobelcomité de politiek als vredesbrenger voorlopig in de wachtkamer.
Na 1945 verschuift het accent naar emancipatie en sociale rechtvaardigheid, mede onder invloed van de totstandkoming van de Verklaring van de Rechten van de Mens. Het gedachtegoed van de Britse voedseldeskundige John Boyd-Orr, winnaar in 1949, vat de ommezwaai van het Nobelcomité aardig samen: ‘We moeten honger en armoede bestrijden, want beide vormen te midden van overvloed een fatale scheur in onze beschaving. Ze zijn de meest fundamentele oorzaken van oorlog. Het heeft geen zin een nieuwe wereld te bouwen vanuit de hoge torens van de politiek, met zijn ideeën over invloedssferen. We moeten voorzien in de eerste levensbehoeften van de mensen die nog nooit iets hebben gehad. De samenleving dient vanuit de krottenwijken opnieuw te worden opgebouwd.’
Wanneer mag de politiek weer van de strafbank komen?
Begin jaren zeventig sluit het Nobelcomité het pijnlijke hoofdstuk van de politieke onmacht in de Tweede Wereldoorlog. In 1971 krijgt de West-Duitse bondskanselier Willy Brandt de vredesprijs, drie jaar later de Japanse premier Eisaku Sato. Beide agressors zijn daarmee symbolisch weer in de vredeskring opgenomen. Nieuwe conflicten eisen de aandacht. En nu werpt het comité zich midden in de brandhaard van de actuele wereldpolitiek.
In 1973 beloont het voor het eerst niet een bemiddelaar, maar twee strijdende partijen die hun conflict bijleggen. De prijs gaat dan naar de twee belangrijkste onderhandelaars over beëindiging van de Vietnamoorlog, de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Henry Kissinger en de Vietnamese communistenleider Le Duc Tho.
De Nobelprijs voor de Vrede groeit uit tot een van de meest begeerde, maar ook omstreden onderscheidingen ter wereld. In het jaar dat Kissinger zijn Nobelprijs ontvangt, steunt hij via de CIA de staatsgreep van generaal Pinochet in Chili, tegen het democratisch gekozen linkse bewind van Salvador Allende. En hij laat geheime bombardementen boven Cambodja uitvoeren, die tienduizenden levens kosten en het land rijp maken voor het schrikbewind van Pol Pot. In oorlog en vrede blijkt Kissinger een man met twee gezichten.
Maar het Nobelcomité is niet bang zich politiek scherp te profileren door via de prijs dictaturen een veeg uit de pan te geven. De militaire junta van Argentijnse generaals krijgt een sneer via de mensenrechtenactivist Adolfo Pérez Esquivel (1980); communistische dictaturen in het Oostblok via Sovjet-dissident Andrej Sacharov (1975) en de Poolse vakbondsman Lech Walesa (1983); de Chinese onderdrukking via de Tibetaanse geestelijk leider Dalai Lama (1989) en de gevangen voorvechter van mensenrechten Liu Xiaobo (2010).
Maar deze helden van het geweldloze verzet moeten de eregalerij delen met de opportunisten van de macht, zoals Kissinger, de Palestijnse oud-terrorist Yasser Arafat (1994) en de blanke Zuid-Afrikaanse prediker van de apartheid Frederik Willem de Klerk (1993). Vaak krijgen deze ‘bekeerde’ profeten van de haat de Nobelprijs voor een vrede die het stadium van een embryo nog niet is ontgroeid. ‘Het kwade grenst aan het goede’, beweerde de Romeinse schrijver Ovidius. Blijkbaar vindt het Nobelcomité van toen dat je die uitspraak ook kunt omdraaien. Daarmee krijgt de Nobelprijs voor de Vrede eerder het aanzien van een aanmoedigingsprijs dan van een kampioensmedaille.
Als de Noord-Ierse kemphanen, de katholiek John Hume en de protestant David Trimble, in 1998 de vredesprijs krijgen, verzucht de laatste in zijn dankwoord: ‘Het is me vreemd te moede een medaille omgehangen te krijgen voor een race, waarvan de eindstreep nog niet eens in zicht is.’
Kunnen gewone mensen ook een Nobelprijs voor de Vrede krijgen?
De nieuwsvoorziening krijgt met de jaren meer belangstelling voor de verhalen van gewone mensen. Die ontwikkeling werkt ook bij het Nobelcomité. Voor het eerst in 1976, wanneer huisvrouw Betty Williams en typiste Mairead Corrigan na de zoveelste dodelijke aanslag de Noord-Ierse bevolking weten te mobiliseren tot een massaal protest tegen het religieuze geweld. In hun sporen volgt drie jaar later een eenvoudige missiezuster die werkt in de sloppen van Calcutta, Moeder Teresa.
Bijzonder zijn ook de verhalen van de Pakistaanse Malala Yousafzai (2014) en de Iraakse Nadia Murad Basee (2018). Nog maar elf jaar oud begint Yousafzai een weblog, onder de schuilnaam Korenbloem. Daarin beschrijft ze de wreedheden van de fundamentalistische Taliban, die meisjes uitsluiten van onderwijs. Haar identiteit lekt uit en op haar vijftiende wordt ze in de bus terug naar huis het slachtoffer van een moordaanslag. Twee kogels treffen haar in hoofd en hals. Yousafzai overleeft, maar de Taliban blijft haar met de dood bedreigen. Toch blijft ze vanuit Engeland haar werk voortzetten. Met haar zeventien jaar werd Yousafzai in december 2014 de jongste winnaar ooit.
Het jaar waarin Yousafzai de prijs krijgt, is het zwartste jaar uit het leven van de Iraakse Nadia Murad Basee. Terroristen van Islamitische Staat vermoorden haar moeder en alle mannen uit haar dorp, onder wie zes broers. Zelf wordt zij als seksslavin verkocht. Na een paar maanden weet Basee te ontsnappen. Ze belandt in Duitsland. Eind 2015 maakt ze grote indruk met haar getuigenis voor de Veiligheidsraad over de gevolgen van mensenhandel. Basee wordt het gezicht van de strijd tegen seksueel geweld als oorlogswapen. En zo mag een vrouw, die op haar eenentwintigste anoniem in een Noord-Iraaks gehucht woonde, voor het oog van de wereld vier jaar later, in 2018, de belangrijkste vredesprijs in ontvangst nemen.
Nobelprijswinnaars van de afgelopen jaren
In het kort
Met dynamiet vindt de Zweed Alfred Nobel het massavernietigingswapen van de negentiende eeuw uit. In zijn testament laat hij geld na voor het instellen van onder meer een vredesprijs.
Diplomaten uit internationale praatclubs zoals de Volkenbond worden in de eerste veertig jaar op het schild gehesen. Tot de Tweede Wereldoorlog bepalen zij het gezicht van de Nobelprijs voor de Vrede.
Nu de politici hun geloofwaardigheid hebben verloren, kent het comité de prijs toe aan strijders voor sociale rechtvaardigheid. Omdat ‘honger en armoede belangrijke oorzaken zijn voor oorlogen’.
Begin jaren zeventig komen politici weer in beeld als winnaars. En vaak ook omstreden machthebbers die zich - nadat ze de oorlog niet kunnen winnen - bekeren tot de vrede.
Een huisvrouw, een typiste, een schoolmeisje, een seksslavin, een missiezuster - allemaal winnaars van de Nobelprijs voor de vrede. Winnaars die laten zien dat vrede begint bij gewone mensen.
Geraadpleegde bronnen
En je weet het!
Anderen het laten weten?