Wie profiteert er van marktwerking in de zorg?
Wie profiteert er van marktwerking in de zorg?
Laatste update: 14-11-2022
Marktwerking in de zorg, is dat een goed idee of niet? De politiek raakt niet uitgepraat over het eigen risico en de macht van zorgverzekeraars. Wat houdt marktwerking eigenlijk in? En waarom is het ingevoerd?
Redacteur: Jeroen Hoorn
Waarom is marktwerking in de zorg ingevoerd?
In de jaren negentig ontstaan lange wachtlijsten in de zorg. Het kan zomaar maanden duren voordat je bij een dokter in het ziekenhuis terecht kunt. Veel mensen zijn daar ontevreden over. Voor de politiek speelt in dezelfde tijd nog een ander probleem: met zijn allen zijn we steeds meer geld kwijt aan zorg, en de verwachting is dat dit bedrag in de toekomst alleen maar hoger wordt.
De oplossing, volgens de politiek van destijds: marktwerking invoeren. Daarmee wordt onder andere bedoeld dat zorgverzekeraars, de instellingen waar je een verzekering afsluit, met elkaar moeten concurreren. Om zo veel mogelijk klanten binnen te halen, zullen ze hun verzekeringen zo goed en zo goedkoop mogelijk maken, is het idee.
Ook zorgverleners zoals ziekenhuizen moeten de concurrentie met elkaar aangaan. Dat leidt tot betere zorg, denkt de politiek. Patiënten kiezen dan voor het ziekenhuis waar de wachttijd het kortst is, waar artsen het snelst achterhalen wat er met je aan de hand is, waar de minste fouten worden gemaakt tijdens operaties – enzovoort.
Het nieuwe systeem wordt ingevoerd in 2006. Iedereen moet verplicht een basisverzekering afsluiten bij een zorgverzekeraar. Deze basisverzekering vergoedt de meeste kosten van de zorg die de overheid noodzakelijk vindt. Daarnaast kun je aanvullende verzekeringen afsluiten, bijvoorbeeld als je verwacht vaak naar de fysiotherapeut te moeten of als je een deel van je tandartskosten vergoed wilt krijgen.
De zorgverzekeraars mogen niet doen wat ze willen. Zorgverzekeraars mogen niemand een basisverzekering weigeren, en ook geen hogere premie vragen voor ouderen, chronisch zieken of andere ‘dure klanten’. Iedereen moet hetzelfde basispakket krijgen, en de politiek bepaalt wat wel en niet wordt vergoed. Dat leidt soms tot hevige discussies in de Tweede Kamer: moet de rollator voor mensen die slecht ter been zijn uit het basispakket, of niet? En de anticonceptiepil?
Hoe werkt ons zorgsysteem in de praktijk?
Het systeem is niet perfect, daar is iedereen het wel over eens. Er zijn goede effecten: ziekenhuizen en zorgverleners zijn meer gaan denken vanuit de patiënt en de lange wachtlijsten zijn verdwenen. Maar van concurrentie en keuzevrijheid die samen voor betere kwaliteit moeten zorgen, komt weinig terecht.
In theorie mag iedereen zelf kiezen naar welk ziekenhuis of welke arts hij of zij wil. Maar de meeste mensen gaan gewoon naar het ziekenhuis in de buurt, of volgen het advies van de huisarts. Wie verschillende ziekenhuizen wil vergelijken voordat hij besluit waar hij zijn knie laat opereren, heeft het niet gemakkelijk: ziekenhuizen geven weinig informatie over de kwaliteit van hun zorg.
Zorgverzekeraars moeten ook zorgen dat ziekenhuizen goede kwaliteit bieden, door met elk ziekenhuis te onderhandelen over zowel prijs als kwaliteit. Dat klinkt mooi, maar in de praktijk gaat het anders. Dat komt doordat veel zorgverzekeraars met elkaar zijn gefuseerd. Zo zijn vier grote instellingen ontstaan, die samen meer dan negentig procent van alle Nederlanders als klant hebben. Die vier grote verzekeraars hebben heel veel macht. Te veel, zeggen sommigen. Wat concurrentie had moeten worden, is uitgelopen op een gevecht tussen zorgverzekeraars aan de ene kant, en zorgverleners aan de andere kant.
Dit gevecht heet ‘zorginkoop’. Zorgverzekeraars onderhandelen met aanbieders van zorg, zoals ziekenhuizen, over hoeveel zorg zij mogen verlenen en aan welke eisen die moet voldoen. Ziekenhuizen, huisartsen en fysiotherapeuten klagen dat zij door de zorgverzekeraars onder druk worden gezet om hun tarieven zo ver mogelijk omlaag te brengen. Ze kunnen alleen maar "tekenen bij het kruisje", zeggen ze.
Hoe goed een ziekenhuis is, speelt intussen nauwelijks een rol: zorgverzekeraars sluiten met alle ziekenhuizen contracten af. Volgens de zorgverzekeraars komt dat doordat er te weinig goede informatie is over de kwaliteit. Artsen en ziekenhuizen klagen juist dat zorgverzekeraars niet zoveel belangstelling hebben voor kwaliteit, en vooral op de prijs letten. Ook preventie, oftewel het voorkomen van ziekte, wordt in het huidige systeem nauwelijks beloond.
Internationaal gezien is de Nederlandse zorg het duurst na de Amerikaanse. Wat kwaliteit betreft zit Nederland in de middenmoot, vergeleken met andere rijke landen.
Wat zijn de verschillen tussen zorgverzekeraars?
Eén keer per jaar – per 1 januari – kan iedereen overstappen naar een andere zorgverzekeraar. Een reden kan zijn dat een andere zorgverzekeraar goedkoper is: de prijs van het basispakket en van aanvullende verzekeringen bepalen verzekeraars zelf. Ook kan het zijn dat een andere zorgverzekeraar een aanvullende verzekering heeft die beter bij jouw behoeften past.
Elk jaar verandert slechts zo’n zeven procent van alle Nederlanders van zorgverzekering. Dat komt doordat overstappen maar één keer per jaar kan en de prijsverschillen klein zijn. Een goede vergelijking maken is bovendien heel ingewikkeld. Er zijn maar vier grote zorgverzekeraars, maar die hebben wel allemaal verschillende merken – in totaal zijn er zo'n 20 – en al die merken bieden weer verschillende polissen aan. In 2022 maar liefst 57 in totaal.
Zorgverzekeraars doen elk jaar opnieuw hun uiterste best om nieuwe klanten binnen te halen. Maar zij richten zich volgens de Nederlandse Zorgautoriteit vooral op jonge gezonde overstappers. Zo blijkt uit de NZA: Zorgmonitor 2021.
Waarom wordt de zorg steeds duurder?
De zorg wordt al tientallen jaren alleen maar duurder. Hoewel de kosten de laatste jaren iets minder hard stijgen, is de verwachting dat de zorg in de toekomst steeds duurder zal worden. Dat komt onder andere door de vergrijzing: Nederland telt steeds meer ouderen, en die hebben meer zorg nodig dan jongeren. Ook stellen Nederlanders steeds hogere eisen aan de zorg. Het resultaat: een gemiddeld gezin was in 2006 nog een kleine tweeduizend euro kwijt aan de basisverzekering, inmiddels is dat meer dan drieduizend euro.
De belangrijkste verklaring voor de toenemende kosten is technologische vooruitgang: dankzij nieuwe medicijnen en technieken zijn ziektes steeds eerder op te sporen en steeds vaker te genezen. Die nieuwe medicijnen en technieken zijn vaak duur. Bovendien zijn ziektes waar je vroeger aan doodging nu te genezen. Of je blijft wel ziek, maar gaat niet meer dood. Met andere woorden: er komen steeds meer chronisch zieken. Die hebben medicijnen en andere zorg nodig, en ook dat kost geld. In onderstaande video wordt bijvoorbeeld uitgelegd hoe de farmaceutische industrie de prijs van medicijnen tegen kanker steeds verder opdrijft:
Tot nu toe worden nieuwe behandelmethoden meestal gewoon in het basispakket opgenomen, ook al zijn ze heel duur. Als dat zo doorgaat, zeggen onderzoekers, zijn we over een jaar of twintig de helft van ons inkomen aan zorg kwijt. Het is dan ook niet waarschijnlijk dat dit zo blijft. Maar voor er iets verandert, moet er eerst nog een moeilijke discussie worden gevoerd: hoeveel mag een maand of een jaar langer leven maximaal kosten?
Waarom heb je een eigen risico?
Iedereen heeft een verplicht eigen risico. Dat houdt in dat je de eerste 385 euro van alle zorgrekeningen in een jaar, zelf moet betalen. Pas boven dat bedrag gaat de rekening naar je zorgverzekeraar. Er is een aantal (belangrijke) uitzonderingen: de huisarts valt bijvoorbeeld niet onder het eigen risico, maar wordt altijd vergoed vanuit het basispakket van de zorgverzekering. Kiezen voor een hoger eigen risico is ook mogelijk: dan gaat de premie omlaag. Voor wie niet verwacht vaak naar de dokter te moeten, kan dit aantrekkelijk zijn.
Er zijn twee redenen waarom het eigen risico is ingevoerd. Doordat iedereen het eerste stukje van zijn eigen doktersrekening betaalt, valt de zorgpremie lager uit. Daarnaast is het de bedoeling dat mensen zich realiseren dat zorg niet gratis is, maar (veel) geld kost.
Het eigen risico is voer voor discussie: sommige politieke partijen willen dat het wordt afgeschaft. Deze partijen vinden het onrechtvaardig dat je alleen moet betalen als je de pech hebt om ziek te worden. Ze noemen het ‘een boete op ziek zijn’. Ook kan het voorkomen dat mensen een bezoek aan de dokter zo lang mogelijk uitstellen, omdat ze het eigen risico niet willen of kunnen betalen. Ze melden zich pas als hun probleem heel ernstig is geworden. Dan is opname in het ziekenhuis vaak onvermijdelijk – en valt de totale rekening juist veel hoger uit.
Als de zorg een markt is, wie verdient er dan aan?
Zorgverzekeraars bulken van het geld: ze hebben een paar miljard euro aan reserves. Ze potten hun geld op in plaats van de premie te verlagen of het in betere zorg te steken, is veelgehoorde kritiek. De andere kant van het verhaal is dat verzekeraars nu eenmaal flinke reserves moeten hebben, zodat ze bij onverwachte tegenslagen nog steeds voor iedereen de zorgrekening kunnen betalen. Kritiek is er ook op de hoogte van de salarissen bij zorgverzekeraars.
Zorgverzekeraars mogen geen geld uitkeren aan aandeelhouders. Bij de invoering van het zorgstelsel in 2006 is afgesproken dat verzekeraars geen dividend mogen uitbetalen. Dat verbod zou in 2018 aflopen en stond ter discussie. Voorstanders van een verbod zeggen dat aandeelhouders alleen maar geïnteresseerd zullen zijn in geld, en niet in een goed zorgstelsel. Tegenstanders zeggen dat het uitkeren van winst hoort bij marktwerking en zal leiden tot lagere kosten en betere dienstverlening. Een wetsvoorstel van PvdA, CDA en SP om het verbod permanent te maken, wordt op 31 januari 2017 aangenomen. Zorggeld blijft daarmee in de zorg: het is de bedoeling dat de winsten worden gebruikt voor lagere zorgpremies en meer kwaliteit in de zorg.
Een ander punt van verhitte politieke discussie: moet het voor ziekenhuizen mogelijk worden om winst uit te keren aan aandeelhouders? Volgens voorstanders kunnen ziekenhuizen nu moeilijk aan geld komen om bijvoorbeeld de zorg te verbeteren, en verandert dat als investeerders – denk aan pensioenfondsen – daaraan kunnen verdienen. Tegenstanders zijn bang dat investeerders zo veel mogelijk geld in eigen zak willen steken, en het ziekenhuis uitgekleed zullen achterlaten.
Moeten we terug naar het ziekenfonds?
Het ziekenfonds hadden we te danken aan de Duitse bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog. In 1941 wordt een verplichte zorgverzekering ingevoerd voor gezinnen met een laag inkomen.
De Duitsers doen dit omdat ze in het begin van de bezetting graag aardig over willen komen. Maar er zit meer achter: in Duitsland bestaat zo’n verzekering al langer, en daardoor is het voor bedrijven duurder om Duitse arbeidskrachten in te huren dan Nederlandse. Aan dat verschil komt een einde als bedrijven ook moeten meebetalen aan de zorgverzekering van hun Nederlandse werknemers.
Na de Tweede Wereldoorlog blijft het systeem in grote lijnen bestaan. Voor gezinnen onder een bepaald inkomen is er het ziekenfonds. Wie meer verdient, moet zelf zorgen voor een ‘particuliere verzekering’.
Het ziekenfonds dekt veel behandelingen, tegen relatief lage kosten voor verzekerden. Langzaamaan worden de nadelen steeds duidelijker. Artsen krijgen een lagere vergoeding voor ziekenfondspatiënten dan voor particulier verzekerden – vaak ligt die zelfs onder de kostprijs. Dat leidt tot een tweedeling: rijkere, particulier verzekerde patiënten worden eerder en beter geholpen, maar moeten ook steeds meer premie betalen.
Ook leidt het systeem tot lange wachtlijsten. Dat komt onder andere doordat de overheid vaste budgetten instelt, in een poging de kosten onder controle te houden. Als het geld voor een bepaald soort behandeling op is, mag het ziekenhuis die behandeling pas in het volgende jaar weer uitvoeren – en moet de patiënt dus wachten.
Het systeem met budgetten blijkt bovendien de kosten niet te drukken: een ziekenhuis zal altijd zijn best doen om niet minder uit te geven dan het budget, want dat betekent een kleiner budget voor het volgende jaar. En er is nog een belangrijk nadeel: een ziekenhuis heeft er in dit systeem belang bij de wachtlijsten lang te houden, in de hoop dat de politiek het budget verhoogt.
In het kort
In de jaren negentig ontstaan lange wachtlijsten in de zorg, die tegelijkertijd steeds duurder wordt. De oplossing van de politiek is marktwerking.
Het resultaat: de wachtlijsten verdwijnen, maar van keuzevrijheid en betere kwaliteit komt weinig terecht.
De zorg wordt al tientallen jaren duurder en door de vergrijzing zullen de kosten blijven stijgen.
Het verplichte eigen risico is omstreden: sommige partijen noemen het "een boete op ziek zijn".
En je weet het!
Anderen het laten weten?